Summary


English

Detailed Translations for cooker from English to Dutch

cooker:

cooker [the ~] nom

  1. the cooker (water boiler; boiler)
    waterkoker; de koker
  2. the cooker (stove)
    het fornuis; het keukenfornuis
  3. the cooker (boiling ring; cooking range; stove; )
    de kookplaat; de rechaud; het komfoor
  4. the cooker (heating-apparatus; cooking range; stove)
    het fornuis; de stookinrichting
  5. the cooker (cooking apparatus; cooking stove)
    het kooktoestel
  6. the cooker (cooking-stove; stove)
    het fornuis; kookkachel

Translation Matrix for cooker:

NounRelated TranslationsOther Translations
fornuis cooker; cooking range; cooking-stove; heating-apparatus; stove
keukenfornuis cooker; stove
koker boiler; cooker; water boiler case; casing; cover; pencase; shell-hole; tube; tubular case; étui
komfoor boiling ring; brasier; brazier; cooker; cooking range; hot plate; spirit stove; stove gas burner; gas range; gas ring
kookkachel cooker; cooking-stove; stove
kookplaat boiling ring; brasier; brazier; cooker; cooking range; hot plate; spirit stove; stove
kooktoestel cooker; cooking apparatus; cooking stove
rechaud boiling ring; brasier; brazier; cooker; cooking range; hot plate; spirit stove; stove
stookinrichting cooker; cooking range; heating-apparatus; stove
waterkoker boiler; cooker; water boiler

Related Words for "cooker":


Synonyms for "cooker":


Related Definitions for "cooker":

  1. a utensil for cooking1

Wiktionary Translations for cooker:

cooker
noun
  1. kookkunst|nld kooktoestel, een combinatie kookplaat en oven
  2. kooktoestel, een combinatie kookplaat en oven

Related Translations for cooker