English

Detailed Translations for give away from English to Dutch

give away:

to give away verbe (gives away, gave away, giving away)

  1. to give away (betray; squeak; inform against; peach; squeal)
    verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen
    • verraden verbe (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • uitbrengen verbe (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • verklikken verbe (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verbe (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • aangeven verbe (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • verlinken verbe (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
    • aanbrengen verbe (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)
  2. to give away
    vergeven; wegschenken; weggeven
    • vergeven verbe (vergeef, vergeeft, vergaf, vergaven, vergeven)
    • wegschenken verbe (schenk weg, schenkt weg, schonk weg, schonken weg, weggeschonken)
    • weggeven verbe (geef weg, geeft weg, gaf weg, gaven weg, weggegeven)
  3. to give away (give in marriage; marry off; gift away)
    uithuwelijken; wegschenken; ten huwelijk geven; uithuwen
    • uithuwelijken verbe (huwelijk uit, huwelijkt uit, huwelijkte uit, huwelijkten uit, uitgehuwelijkt)
    • wegschenken verbe (schenk weg, schenkt weg, schonk weg, schonken weg, weggeschonken)
    • ten huwelijk geven verbe (geef ten huwelijk, geeft ten huwelijk, gaf ten huwelijk, gaven ten huwelijk, ten huwelijk gegeven)
    • uithuwen verbe (huw uit, huwt uit, huwde uit, huwden uit, uitgehuwd)
  4. to give away (squeal; reveal; disclose; blab; inform against)
    verraden; verklikken; verklappen; klikken; verlinken
    • verraden verbe (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklikken verbe (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verbe (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verbe (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
    • verlinken verbe (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
  5. to give away (tell tales; reveal; denounce; )
    verklappen; klikken
    • verklappen verbe (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verbe (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
  6. to give away (forgive; excuse; pardon; misdeal)
    vergeven; vergiffenis schenken
    • vergeven verbe (vergeef, vergeeft, vergaf, vergaven, vergeven)
    • vergiffenis schenken verbe (schenk vergiffenis, schenkt vergiffenis, schonk vergiffenis, schonken vergiffenis, vergiffenis geschonken)

Conjugations for give away:

present
  1. give away
  2. give away
  3. gives away
  4. give away
  5. give away
  6. give away
simple past
  1. gave away
  2. gave away
  3. gave away
  4. gave away
  5. gave away
  6. gave away
present perfect
  1. have given away
  2. have given away
  3. has given away
  4. have given away
  5. have given away
  6. have given away
past continuous
  1. was giving away
  2. were giving away
  3. was giving away
  4. were giving away
  5. were giving away
  6. were giving away
future
  1. shall give away
  2. will give away
  3. will give away
  4. shall give away
  5. will give away
  6. will give away
continuous present
  1. am giving away
  2. are giving away
  3. is giving away
  4. are giving away
  5. are giving away
  6. are giving away
subjunctive
  1. be given away
  2. be given away
  3. be given away
  4. be given away
  5. be given away
  6. be given away
diverse
  1. give away!
  2. let's give away!
  3. given away
  4. giving away
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

give away [the ~] nom

  1. the give away
    weggeven

Translation Matrix for give away:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanbrengen splitting; tattle taling; telling of tales
aangeven declaration
klikken splitting; tattle taling; telling of tales
weggeven give away
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanbrengen betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up
aangeven betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal declare; define; delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; indicate; offer; pass; pinpoint; point; point out; point to; present with; show
klikken blab; denounce; disclose; give away; inform against; peach; report; reveal; squeal; tell tales click
ten huwelijk geven gift away; give away; give in marriage; marry off
uitbrengen betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal issue; publish
uithuwelijken gift away; give away; give in marriage; marry off
uithuwen gift away; give away; give in marriage; marry off
vergeven excuse; forgive; give away; misdeal; pardon
vergiffenis schenken excuse; forgive; give away; misdeal; pardon
verklappen betray; blab; denounce; disclose; give away; inform against; peach; report; reveal; squeak; squeal; tell tales blab; blurt out; let slip out; tip the scales
verklikken betray; blab; disclose; give away; inform against; peach; reveal; squeak; squeal blab; tattle; tell tales
verlinken betray; blab; disclose; give away; inform against; peach; reveal; squeak; squeal
verraden betray; blab; disclose; give away; inform against; peach; reveal; squeak; squeal blab; blurt out; let slip out; tip the scales
weggeven give away
wegschenken gift away; give away; give in marriage; marry off

Synonyms for "give away":


Related Definitions for "give away":

  1. make a gift of1
  2. formally hand over to the bridegroom in marriage; of a bride by her father1

Wiktionary Translations for give away:

give away
verb
  1. afstand nemen van iets door het aan iemand te geven

Related Translations for give away