Spanish

Detailed Translations for contener from Spanish to Dutch

contener:

contener verbe

  1. contener (comprender)
    inhouden; bevatten
    • inhouden verbe (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • bevatten verbe (bevat, bevatte, bevatten, bevat)
  2. contener (comprender)
    inhouden; behelzen
    • inhouden verbe (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • behelzen verbe (behels, behelst, behelsde, behelsden, behelsd)
  3. contener (retener; guardar)
    houden; achterhouden; geen afstand doen van; inhouden
    • houden verbe (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)
    • achterhouden verbe (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • inhouden verbe (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
  4. contener (abarcar; incluir; cubrir; )
    omvatten
    • omvatten verbe (omvat, omvatte, omvatten, omvat)
  5. contener (reprimir; refrenar; contenerse)
    bedwingen; in bedwang houden; beteugelen
    • bedwingen verbe (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • in bedwang houden verbe (houd in bedwang, houdt in bedwang, hield in bedwang, hielden in bedwang, in bedwang gehouden)
    • beteugelen verbe (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  6. contener (reservar; dejar de lado; reservarse; )
    reserveren; behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden
    • reserveren verbe (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • behouden verbe (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • opzijleggen verbe (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • achterhouden verbe (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • terughouden verbe (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  7. contener (limitar; restringir; incluir; )
    beperken; inkapselen; limiteren; inperken; indammen
    • beperken verbe (beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
    • inkapselen verbe (kapsel in, kapselt in, kapselde in, kapselden in, ingekapseld)
    • limiteren verbe (limiteer, limiteert, limiteerde, limiteerden, gelimiteerd)
    • inperken verbe (perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
    • indammen verbe (dam in, damt in, damde in, damden in, ingedamd)
  8. contener (reprimir; refrenar)
    beteugelen
    • beteugelen verbe (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  9. contener
    binnenhouden
    • binnenhouden verbe (houd binnen, houdt binnen, hield binnen, hielden binnen, binnengehouden)
  10. contener (conservar; salar; conservar en adobo; )
    opzouten; inmaken; inpekelen; inzouten
    • opzouten verbe (zout op, zoutte op, zoutten op, opgezouten)
    • inmaken verbe (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • inpekelen verbe (pekel in, pekelt in, pekelde in, pekelden in, ingepekeld)
    • inzouten verbe (zout in, zoutte in, zoutten in, ingezouten)
  11. contener (abarcar; incluir; envolver; englobar)
    omspannen; met handen omvatten
  12. contener (abarcar; incluir; acompañar; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen verbe (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen verbe (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten verbe (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten verbe

Conjugations for contener:

presente
  1. contengo
  2. contienes
  3. contiene
  4. contenemos
  5. contenéis
  6. contienen
imperfecto
  1. contenía
  2. contenías
  3. contenía
  4. conteníamos
  5. conteníais
  6. contenían
indefinido
  1. contuvo
  2. contuviste
  3. contuvo
  4. contuvimos
  5. contuvisteis
  6. contuvieron
fut. de ind.
  1. contendré
  2. contendrás
  3. contendrá
  4. contendremos
  5. contendréis
  6. contendrán
condic.
  1. contendría
  2. contendrías
  3. contendría
  4. contendríamos
  5. contendríais
  6. contendrían
pres. de subj.
  1. que contenga
  2. que contengas
  3. que contenga
  4. que contengamos
  5. que contengáis
  6. que contengan
imp. de subj.
  1. que contuviera
  2. que contuvieras
  3. que contuviera
  4. que contuviéramos
  5. que contuvierais
  6. que contuvieran
miscelánea
  1. ¡conten!
  2. ¡contened!
  3. ¡no contengas!
  4. ¡no contengáis!
  5. contenido
  6. conteniendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

contener [el ~] nom

  1. el contener

Translation Matrix for contener:

NounRelated TranslationsOther Translations
behelzen comprender; contener
beperken dificultar; estorbar; obstaculizar; obstruir
bijvoegen añadir; incorporar
houden aferrarse a; retener
indammen contrarrestar; ir en contra de
inhoud contener cabida; capacidad; contenido; don; estiramiento; intención; registro; sentido; significado; tramaño; volumen; índice; índice de contenido; índice de materias
inhouden comprender; contener
toevoegen añadir; incorporar
waarmee iets gevuld is contener
VerbRelated TranslationsOther Translations
achterhouden contener; dejar de lado; guardar; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse; retener callar; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; encubrir; escapar; esconder; evitar; guardarse de; huntar; mangar; mangar a; no mencionar; ocultar; pasar por alto; robar; velar
bedwingen contener; contenerse; refrenar; reprimir controlar; dominar; refrenar; reprimir; tener bajo control
behelzen comprender; contener
behouden contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse amparar; conservar; guardar; mantener; proteger
beperken acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir acorralar; acotar; apear; atenuar; cercar; cercenar; cerrar; colocar; depositar; derrocar; deslindar; destituir; destronar; encerrar; estafar; limitar; recortar; reducir; reducirse; restringir; vallar
beteugelen contener; contenerse; refrenar; reprimir controlar; dominar; refrenar; reprimir; tener bajo control
bevatten comprender; contener
bijsluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
bijvoegen abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
binnenhouden contener
geen afstand doen van contener; guardar; retener
houden contener; guardar; retener
in bedwang houden contener; contenerse; refrenar; reprimir tener bajo control
indammen acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir cerrar con un dique; construir un dique alrededor de; poner diques a; rodear de un dique
inhouden comprender; contener; guardar; retener deducir; detenerse; estar inmóvil; implicar; no seguir; pararse; quedarse en su lugar; quedarse quieto; quedarse tranquilo; significar
inkapselen acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir encapsular; encintar
inmaken acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse adobar; conservar; conservar en adobo; derrotar; enlatar; escabechar; esterilizar y pasteurizar alimentos calentándolos en frascos; poner en adobo; superar mucho
inpekelen acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse
inperken acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir atenuar; limitar; recortar; reducir; reducirse; truncar
insluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acorralar; cercar; ceñir; encerrar; incluir; insertar; rodear
inzouten acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse
limiteren acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir
met handen omvatten abarcar; contener; englobar; envolver; incluir
omspannen abarcar; contener; englobar; envolver; incluir apretar; ceñir
omvatten abarcar; acorralar; ceñir; comprender; comprimir; contener; contornear; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir
opzijleggen contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse
opzouten acaparar; adobar; conservar; conservar en adobo; contener; echar en sal; poner en salmuera; salar; salarse
reserveren contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse dejar de lado; reservar un viaje; reservarse
terughouden contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse apartar de; mantener a distancia; mantener apartado; tener bajo control
toevoegen abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; anexar; apostar; añadir; completar; contar; contar también; incluir; insertar; sumar; suplir el déficit
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
inkapselen encapsular

Synonyms for "contener":


Wiktionary Translations for contener:

contener
verb
  1. in bedwang houden
  2. omvatten, in zich sluiten
  3. bevatten
  4. zijn gevoelens van ergernis of pijn onder controle houden

Cross Translation:
FromToVia
contener bevatten; inhouden contain — To hold inside
contener bevatten hold — to contain
contener bevatten; houden; inhouden; vervatten; behelzen renfermerenfermer de nouveau.