Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanwezig zijn:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanwezig zijn from Dutch to German

aanwezig zijn:

aanwezig zijn verbe (ben aanwezig, bent aanwezig, is aanwezig, was aanwezig, waren aanwezig, aanwezig geweest)

  1. aanwezig zijn (bijwonen)
    beiwohnen; anwesend sein
  2. aanwezig zijn (er zijn)
    dasein; vorliegen; existieren
    • dasein verbe (bin da, bist da, ist da, war da, wart da, dagewesen)
    • vorliegen verbe
    • existieren verbe (existiere, existierst, existiert, existierte, existiertet, existiert)

Conjugations for aanwezig zijn:

o.t.t.
  1. ben aanwezig
  2. bent aanwezig
  3. is aanwezig
  4. zijn aanwezig
  5. zijn aanwezig
  6. zijn aanwezig
o.v.t.
  1. was aanwezig
  2. was aanwezig
  3. was aanwezig
  4. waren aanwezig
  5. waren aanwezig
  6. waren aanwezig
v.t.t.
  1. ben aanwezig geweest
  2. bent aanwezig geweest
  3. is aanwezig geweest
  4. zijn aanwezig geweest
  5. zijn aanwezig geweest
  6. zijn aanwezig geweest
v.v.t.
  1. was aanwezig geweest
  2. was aanwezig geweest
  3. was aanwezig geweest
  4. waren aanwezig geweest
  5. waren aanwezig geweest
  6. waren aanwezig geweest
o.t.t.t.
  1. zal aanwezig zijn
  2. zult aanwezig zijn
  3. zal aanwezig zijn
  4. zullen aanwezig zijn
  5. zullen aanwezig zijn
  6. zullen aanwezig zijn
o.v.t.t.
  1. zou aanwezig zijn
  2. zou aanwezig zijn
  3. zou aanwezig zijn
  4. zouden aanwezig zijn
  5. zouden aanwezig zijn
  6. zouden aanwezig zijn
diversen
  1. ben aanwezig!
  2. bent aanwezig!
  3. aanwezig geweest
  4. aanwezig zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanwezig zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anwesend sein aanwezig zijn; bijwonen
beiwohnen aanwezig zijn; bijwonen
dasein aanwezig zijn; er zijn bereid zijn; bestaan; existeren; klaarstaan; leven; zijn
existieren aanwezig zijn; er zijn bestaan; existeren; leven; zijn
vorliegen aanwezig zijn; er zijn klaarliggen

Wiktionary Translations for aanwezig zijn:


Cross Translation:
FromToVia
aanwezig zijn besuchen; teilnehmen attend — to be present at

Related Translations for aanwezig zijn