Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanzuiveren:


Dutch

Detailed Translations for aanzuiveren from Dutch to German

aanzuiveren:

aanzuiveren verbe (zuiver aan, zuivert aan, zuiverde aan, zuiverden aan, aangezuiverd)

  1. aanzuiveren (nabetalen)
    ausgleichen; zahlen; nachzahlen; abrechnen
    • ausgleichen verbe (gleiche aus, gleichst aus, gleicht aus, glich aus, glichet aus, ausgeglichen)
    • zahlen verbe (zahle, zahlst, zahlt, zahlte, zahltet, gezahlt)
    • nachzahlen verbe (zahle nach, zahlst nach, zahlt nach, zahlte nach, zahltet nach, nachgezahlt)
    • abrechnen verbe (rechne ab, rechnst ab, rechnt ab, rechnte ab, rechntet ab, abgerechnet)

Conjugations for aanzuiveren:

o.t.t.
  1. zuiver aan
  2. zuivert aan
  3. zuivert aan
  4. zuiveren aan
  5. zuiveren aan
  6. zuiveren aan
o.v.t.
  1. zuiverde aan
  2. zuiverde aan
  3. zuiverde aan
  4. zuiverden aan
  5. zuiverden aan
  6. zuiverden aan
v.t.t.
  1. heb aangezuiverd
  2. hebt aangezuiverd
  3. heeft aangezuiverd
  4. hebben aangezuiverd
  5. hebben aangezuiverd
  6. hebben aangezuiverd
v.v.t.
  1. had aangezuiverd
  2. had aangezuiverd
  3. had aangezuiverd
  4. hadden aangezuiverd
  5. hadden aangezuiverd
  6. hadden aangezuiverd
o.t.t.t.
  1. zal aanzuiveren
  2. zult aanzuiveren
  3. zal aanzuiveren
  4. zullen aanzuiveren
  5. zullen aanzuiveren
  6. zullen aanzuiveren
o.v.t.t.
  1. zou aanzuiveren
  2. zou aanzuiveren
  3. zou aanzuiveren
  4. zouden aanzuiveren
  5. zouden aanzuiveren
  6. zouden aanzuiveren
diversen
  1. zuiver aan!
  2. zuivert aan!
  3. aangezuiverd
  4. aanzuiverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanzuiveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abrechnen aanzuiveren; nabetalen afbetalen; afrekenen; betalen; vereffenen; verrekenen; voldoen
ausgleichen aanzuiveren; nabetalen bufferen; compenseren; gelijkmaken; goedmaken; nivelleren; vereffenen; vergoeden; verrekenen; vlak maken
nachzahlen aanzuiveren; nabetalen bijleggen; extra betalen; geld toe leggen
zahlen aanzuiveren; nabetalen betalen; vereffenen; voldoen