Dutch

Detailed Translations for beschouwen from Dutch to German

beschouwen:

beschouwen verbe (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)

  1. beschouwen (overwegen; overdenken; afwegen)
    erwägen; beschauen; betrachten; überdenken; überlegen; bedenken; reflektieren; aussetzen; ernennen; spekulieren
    • erwägen verbe (erwäge, erwägst, erwägt, erwog, erwogt, erwogen)
    • beschauen verbe (beschaue, beschaust, beschaut, beschaute, beschautet, beschaut)
    • betrachten verbe (betrachte, betrachtest, betrachtet, betrachtete, betrachtetet, betrachtet)
    • überdenken verbe (überdenke, überdenkst, überdenkt, überdacht, überdachtet, überdacht)
    • überlegen verbe (überlege, überlegst, überlegt, überlegte, überlegtet, überlegt)
    • bedenken verbe (bedenke, bedenkst, bedenkt, bedacht, bedachtet, bedacht)
    • reflektieren verbe (reflektiere, reflektierst, reflektiert, reflektierte, reflektiertet, reflektiert)
    • aussetzen verbe (setze aus, setzt aus, setzte aus, setztet aus, ausgesetzt)
    • ernennen verbe (ernenne, ernennst, ernennt, ernannte, ernanntet, ernannt)
    • spekulieren verbe (spekuliere, spekulierst, spekuliert, spekulierte, spekuliertet, spekuliert)
  2. beschouwen (overpeinzen; nadenken; overdenken; )
    nachdenken; überdenken; ausdenken; überlegen; erfinden; nachdenken über; sich ausdenken; ersinnen; grübeln; phantasieren; sinnen; brüten; nachsinnenüber; nachsinnen über
    • nachdenken verbe (denke nach, denkst nach, denkt nach, dachte nach, dachten nach, nachgedacht)
    • überdenken verbe (überdenke, überdenkst, überdenkt, überdacht, überdachtet, überdacht)
    • ausdenken verbe (denke aus, denkst aus, denkt aus, dachte aus, dachtet aus, ausgedacht)
    • überlegen verbe (überlege, überlegst, überlegt, überlegte, überlegtet, überlegt)
    • erfinden verbe (erfinde, erfindest, erfindet, erfand, erfandet, erfunden)
    • sich ausdenken verbe (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
    • ersinnen verbe
    • grübeln verbe (grüble, grübelst, grübelt, grübelte, grübeltet, gegrübelt)
    • phantasieren verbe (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
    • sinnen verbe (sinne, sinnst, sinnt, sann, sannt, gesonnen)
    • brüten verbe (brüte, brütest, brütet, brütete, brütetet, gebrütet)
    • nachsinnen über verbe (sinne nach über, sinnst nach über, sinnt nach über, sinnte nach über, sinntet nach über, nachgesinnt über)

Conjugations for beschouwen:

o.t.t.
  1. beschouw
  2. beschouwt
  3. beschouwt
  4. beschouwen
  5. beschouwen
  6. beschouwen
o.v.t.
  1. beschouwde
  2. beschouwde
  3. beschouwde
  4. beschouwden
  5. beschouwden
  6. beschouwden
v.t.t.
  1. heb beschouwd
  2. hebt beschouwd
  3. heeft beschouwd
  4. hebben beschouwd
  5. hebben beschouwd
  6. hebben beschouwd
v.v.t.
  1. had beschouwd
  2. had beschouwd
  3. had beschouwd
  4. hadden beschouwd
  5. hadden beschouwd
  6. hadden beschouwd
o.t.t.t.
  1. zal beschouwen
  2. zult beschouwen
  3. zal beschouwen
  4. zullen beschouwen
  5. zullen beschouwen
  6. zullen beschouwen
o.v.t.t.
  1. zou beschouwen
  2. zou beschouwen
  3. zou beschouwen
  4. zouden beschouwen
  5. zouden beschouwen
  6. zouden beschouwen
diversen
  1. beschouw!
  2. beschouwt!
  3. beschouwd
  4. beschouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beschouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausdenken bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; plannen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
aussetzen afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aanmerken; blijven steken; buiten zetten; haperen; laten uitvallen; overslaan; stokken; vastlopen
bedenken afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen afwegen; bedenken; beraden; consideren; doordenken; iets overwegen; memoriseren; onthouden; overdenken; te binnen schieten; te binnen vallen
beschauen afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; dood kunnen vallen; op het oog hebben
betrachten afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; inspecteren; kijken; onderscheiden; ontwaren; op het oog hebben; opmerken; overzien; schouwen; staren; toeschouwen; turen; van plan zijn; zien
brüten bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen broeden; broeien; mijmeren; plussen; puzzelen; puzzels oplossen; tobben; uitbroeden; warm zijn; warmhouden
erfinden bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; evolueren; fantaseren; fingeren; in het leven roepen; maken; ontwerpen; ontwikkelen; scheppen; simuleren; uitdenken; uitvinden; veinzen; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
ernennen afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen benoemen; beroepen; bestempelen; betitelen; een naam geven; in functie aanstellen; noemen; vernoemen
ersinnen bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
erwägen afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen afwegen; beraden; consideren; iets overwegen; overdenken
grübeln bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aarzelen; bouderen; diep nadenken; dubben; een pruillip trekken; er over inzitten; in gedachten verzonken zijn; mijmeren; nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; pruilen; puzzelen; puzzels oplossen; talmen; tobben; twijfelen; weifelen
nachdenken bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; beramen; bezinnen; filosoferen; nadenken; peinzen; piekeren; plan beramen; prakkiseren; puzzelen; puzzels oplossen; tobben; verzinnen; zinnen
nachdenken über bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen zinnen op
nachsinnen über bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen
nachsinnenüber bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen
phantasieren bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; wartaal spreken
reflektieren afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen de bal terugkaatsen; met gelijke munt terugbetalen; reflecteren; terugkaatsen; vergelden; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
sich ausdenken bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; beramen; fantaseren; plan beramen; plannen; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen
sinnen bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; beramen; mijmeren; nadenken; peinzen; piekeren; plan beramen; prakkiseren; verzinnen; zinnen
spekulieren afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen gewaagde zaken doen; gokken; met aandelen spelen; met geld spelen; op het oog hebben; speculeren; speculeren op
überdenken afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen bezinnen; doordenken; wikken en wegen
überlegen afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen afwegen; beraden; consideren; doordenken; iets overwegen; nadenken; overdenken; peinzen; piekeren; prakkiseren
- bekijken; uitleggen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
überlegen bestand; opgewassen tegen; overdekt

Synonyms for "beschouwen":


Related Definitions for "beschouwen":

  1. heel goed naar iets of iemand kijken1
    • hij beschouwde de plaatjes aandachtig1
  2. het op een bepaalde manier zien of voelen1
    • ik beschouw dat als een belediging1

Wiktionary Translations for beschouwen:

beschouwen
verb
  1. bekijken als

Cross Translation:
FromToVia
beschouwen erachten; halten deem — to evaluate according to one's beliefs
beschouwen → [[halten für]] think — consider, judge, regard something as
beschouwen berücksichtigen; betrachten; erwägen; sich überlegen considérerregarder attentivement.
beschouwen betrachten; nachdenken contemplerconsidérer avec toute la force de son attention, soit avec les yeux, soit par la pensée.