Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. klauw:
  2. klauwen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for klauw from Dutch to English

klauw:

klauw [de ~] nom

  1. de klauw (hand; jat; poot; knuist)
    the hand
    – the (prehensile) extremity of the superior limb 1
    • hand [the ~] nom
      • he had the hands of a surgeon1
    the paw; the palm
  2. de klauw
    the claw
    – sharp curved horny process on the toe of a bird or some mammals or reptiles 1

Translation Matrix for klauw:

NounRelated TranslationsOther Translations
claw klauw grijper; vangarm
hand hand; jat; klauw; knuist; poot arbeider; arbeidskracht; boerenknecht; hand; handdruk; handje; hulpje; klerk; knecht; medewerker; personeelslid; werker; werkkracht; werkman; werknemer; wijzer
palm hand; jat; klauw; knuist; poot handpalm; palm
paw hand; jat; klauw; knuist; poot vinger
VerbRelated TranslationsOther Translations
claw krassen; zich krabben
hand aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; reiken; toesteken
palm aanpraten; aansmeren
paw krassen; zich krabben

Related Words for "klauw":


Wiktionary Translations for klauw:

klauw
noun
  1. poot van een roofdier
  2. hand
klauw
noun
  1. A device to interrupt power transmission
  2. curved horny nail
  3. hooked claw

Cross Translation:
FromToVia
klauw claws FangJägersprache, nur im Plural: Klauen oder Krallenfuß von Greifvogel
klauw paw PrankeZoologie: Tatze großer Raubtiere
klauw claw griffe — Ongle pointu de certains animaux

klauwen:

klauwen verbe (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)

  1. klauwen (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten)
    to catch; to grab; to seize; to capture; to trap; to grip
    • catch verbe (catches, catched, catching)
    • grab verbe (grabs, grabbed, grabbing)
    • seize verbe (seizes, seized, seizing)
    • capture verbe (captures, captured, capturing)
    • trap verbe (traps, trapped, trapping)
    • grip verbe (grips, gripped, gripping)

Conjugations for klauwen:

o.t.t.
  1. klauw
  2. klauwt
  3. klauwt
  4. klauwen
  5. klauwen
  6. klauwen
o.v.t.
  1. klauwde
  2. klauwde
  3. klauwde
  4. klauwden
  5. klauwden
  6. klauwden
v.t.t.
  1. heb geklauwd
  2. hebt geklauwd
  3. heeft geklauwd
  4. hebben geklauwd
  5. hebben geklauwd
  6. hebben geklauwd
v.v.t.
  1. had geklauwd
  2. had geklauwd
  3. had geklauwd
  4. hadden geklauwd
  5. hadden geklauwd
  6. hadden geklauwd
o.t.t.t.
  1. zal klauwen
  2. zult klauwen
  3. zal klauwen
  4. zullen klauwen
  5. zullen klauwen
  6. zullen klauwen
o.v.t.t.
  1. zou klauwen
  2. zou klauwen
  3. zou klauwen
  4. zouden klauwen
  5. zouden klauwen
  6. zouden klauwen
en verder
  1. is geklauwd
diversen
  1. klauw!
  2. klauwt!
  3. geklauwd
  4. klauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klauwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
capture bemachtiging; gevangenname; inhechtenisneming; inneming; inverzekeringstelling; overweldiging; verovering; vrijheidsberoving
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
grab arresteren; grijpen; grijper; vangarm
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
trap bakkes; hinderlaag; karretje; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; trap; tronie; val; valkuil; valstrik; wagentje
VerbRelated TranslationsOther Translations
capture grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; opnemen; oppakken; opvangen; vangen; vatten; veroveren; wat neervalt opvangen
catch grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; wat neervalt opvangen; wegkapen
grab grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; naar zich toe trekken; vastklampen; vastpakken
grip grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klemmen; knellen; omklemmen; pikken; snaaien; vastklampen; vastpakken; wegkapen
seize grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; jatten; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vangen; vastklampen; vastpakken; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verwerven; wegkapen; zich bedienen
trap grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken overlappen

Related Words for "klauwen":


Wiktionary Translations for klauwen:

klauwen
verb
  1. scratch or tear at

Cross Translation:
FromToVia
klauwen itch; scrape; scratch; squawk gratterracler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.
klauwen scratch; squawk grifferégratigner d’un coup de griffe.