Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. voorgeven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorgeven from Dutch to English

voorgeven:

voorgeven verbe (geef voor, geeft voor, gaf voor, gaven voor, voorgegeven)

  1. voorgeven (pretenderen; beweren; verklaren; stellen)
    to pretend; to feign; to sham; to do as if
    • pretend verbe (pretends, pretended, pretending)
    • feign verbe (feigns, feigned, feigning)
    • sham verbe (shams, shammed, shamming)
    • do as if verbe (does as if, did as if, doing as if)

Conjugations for voorgeven:

o.t.t.
  1. geef voor
  2. geeft voor
  3. geeft voor
  4. geven voor
  5. geven voor
  6. geven voor
o.v.t.
  1. gaf voor
  2. gaf voor
  3. gaf voor
  4. gaven voor
  5. gaven voor
  6. gaven voor
v.t.t.
  1. heb voorgegeven
  2. hebt voorgegeven
  3. heeft voorgegeven
  4. hebben voorgegeven
  5. hebben voorgegeven
  6. hebben voorgegeven
v.v.t.
  1. had voorgegeven
  2. had voorgegeven
  3. had voorgegeven
  4. hadden voorgegeven
  5. hadden voorgegeven
  6. hadden voorgegeven
o.t.t.t.
  1. zal voorgeven
  2. zult voorgeven
  3. zal voorgeven
  4. zullen voorgeven
  5. zullen voorgeven
  6. zullen voorgeven
o.v.t.t.
  1. zou voorgeven
  2. zou voorgeven
  3. zou voorgeven
  4. zouden voorgeven
  5. zouden voorgeven
  6. zouden voorgeven
diversen
  1. geef voor!
  2. geeft voor!
  3. voorgegeven
  4. voorgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorgeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
sham draaier; excuus; façade; glitter; klatergoud; schijnvertoning; smoes; uiterlijke schijn; uitvlucht; veinzer; voorwending; voorwendsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
do as if beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven doen voorkomen; fingeren; huichelen; simuleren; veinzen; voorwenden
feign beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven fingeren; huichelen; simuleren; veinzen; voorwenden
pretend beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven aanmatigen; doen alsof; doen voorkomen; fingeren; huichelen; simuleren; spelen; toneelspelen; veinzen; voorwenden; zich aanstellen; zich verbeelden
sham beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven huichelen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
sham bedriegelijk; gefingeerd; gelogen; nagemaakt; onecht; onwaar; vals

Wiktionary Translations for voorgeven:


Cross Translation:
FromToVia
voorgeven pretend; plead prétexter — Prendre pour prétexte.