Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanstippen:


Dutch

Detailed Translations for aanstippen from Dutch to English

aanstippen:

aanstippen verbe (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)

  1. aanstippen (even aanraken; aanroeren)
    to tag; to touch; to touch upon; to glance; to stir; to tap; to tick; to just touch
    • tag verbe (tags, tagged, tagging)
    • touch verbe (touches, touched, touching)
    • touch upon verbe (touches upon, touched upon, touching upon)
    • glance verbe (glances, glanced, glancing)
    • stir verbe (stirs, stirred, stirring)
    • tap verbe (taps, tapped, tapping)
    • tick verbe (ticks, ticked, ticking)
    • just touch verbe (just touches, just touched, just touching)
  2. aanstippen (aantippen; tippen)
    to tick; to tick off
    – put a check mark on or near or next to 1
    • tick verbe (ticks, ticked, ticking)
    • tick off verbe (ticks off, ticked off, ticking off)
      • tick off the items1

Conjugations for aanstippen:

o.t.t.
  1. stip aan
  2. stipt aan
  3. stipt aan
  4. stippen aan
  5. stippen aan
  6. stippen aan
o.v.t.
  1. stipte aan
  2. stipte aan
  3. stipte aan
  4. stipten aan
  5. stipten aan
  6. stipten aan
v.t.t.
  1. heb aangestipt
  2. hebt aangestipt
  3. heeft aangestipt
  4. hebben aangestipt
  5. hebben aangestipt
  6. hebben aangestipt
v.v.t.
  1. had aangestipt
  2. had aangestipt
  3. had aangestipt
  4. hadden aangestipt
  5. hadden aangestipt
  6. hadden aangestipt
o.t.t.t.
  1. zal aanstippen
  2. zult aanstippen
  3. zal aanstippen
  4. zullen aanstippen
  5. zullen aanstippen
  6. zullen aanstippen
o.v.t.t.
  1. zou aanstippen
  2. zou aanstippen
  3. zou aanstippen
  4. zouden aanstippen
  5. zouden aanstippen
  6. zouden aanstippen
diversen
  1. stip aan!
  2. stipt aan!
  3. aangestipt
  4. aanstippende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanstippen:

NounRelated TranslationsOther Translations
glance blik; blikken; lonk; oogopslag; oogopslagen
stir geharrewar
tag code; draai; etiket; kink; knoop; krijgertje; kronkel; label; lus; lusvormige kromming; notitiemarkering; ophanglus; plakker; plakkertje; sticker; tag; tikkertje
tap betikken; kleine tik; klopje; kraan; tikje; waterkraan
tick getik; het tikken van de klok; klokgetik; teek
touch aanraking; contact; flinter; floers; gevoel; kleine tik; klopje; schijntje; sentiment; snufje; tikje; toetsaanslag; vleugje; voeling; waas; zweem
VerbRelated TranslationsOther Translations
glance aanroeren; aanstippen; even aanraken blikken; blikken werpen; gluren; loeren
just touch aanroeren; aanstippen; even aanraken
stir aanroeren; aanstippen; even aanraken aanstoken; agiteren; beroeren; in beroering brengen; mixen; omroeren; oppoken; opschudden; opstoken; roeren; rondroeren; toucheren; verroeren; zich bewegen
tag aanroeren; aanstippen; even aanraken een melding geven; etiketteren; taggen
tap aanroeren; aanstippen; even aanraken aankloppen; aantikken; aftappen; biertappen; kloppen; tappen; tikken; tikken op
tick aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen aankruisen; merken
tick off aanstippen; aantippen; tippen aanstrepen; afvinken; uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken; vinken
touch aanroeren; aanstippen; even aanraken aangaan; aangrijpen; aanraken; belang inboezemen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; ontroeren; raken; roeren; slaan op; toucheren; treffen; voelen; zitten aan; zorg inboezemen
touch upon aanroeren; aanstippen; even aanraken