Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bespeuren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bespeuren from Dutch to English

bespeuren:

bespeuren verbe (bespeur, bespeurt, bespeurde, bespeurden, bespeurd)

  1. bespeuren (zien; voelen; waarnemen; )
    to see; to feel; to perceive; to notice; to sense; to observe
    • see verbe (sees, saw, seeing)
    • feel verbe (feels, felt, feeling)
    • perceive verbe (perceives, perceived, perceiving)
    • notice verbe (notices, noticed, noticing)
    • sense verbe (senses, sensed, sensing)
    • observe verbe (observes, observed, observing)

Conjugations for bespeuren:

o.t.t.
  1. bespeur
  2. bespeurt
  3. bespeurt
  4. bespeuren
  5. bespeuren
  6. bespeuren
o.v.t.
  1. bespeurde
  2. bespeurde
  3. bespeurde
  4. bespeurden
  5. bespeurden
  6. bespeurden
v.t.t.
  1. heb bespeurd
  2. hebt bespeurd
  3. heeft bespeurd
  4. hebben bespeurd
  5. hebben bespeurd
  6. hebben bespeurd
v.v.t.
  1. had bespeurd
  2. had bespeurd
  3. had bespeurd
  4. hadden bespeurd
  5. hadden bespeurd
  6. hadden bespeurd
o.t.t.t.
  1. zal bespeuren
  2. zult bespeuren
  3. zal bespeuren
  4. zullen bespeuren
  5. zullen bespeuren
  6. zullen bespeuren
o.v.t.t.
  1. zou bespeuren
  2. zou bespeuren
  3. zou bespeuren
  4. zouden bespeuren
  5. zouden bespeuren
  6. zouden bespeuren
diversen
  1. bespeur!
  2. bespeurt!
  3. bespeurd
  4. bespeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bespeuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
notice bekijks; congé; convocatie; huuropzegging; informatie; kennisgeving; mededeling; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; verwittiging
observe aanschouwen; observeren; zien
sense bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; bezinning; brein; denkvermogen; geest; hersens; inkeer; ratio; strekking; tendens; vernuft; verstand
VerbRelated TranslationsOther Translations
feel bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien beleven; betasten; bevoelen; ervaren; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; meeleven; ondervinden; voelen
notice bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bestempelen; certificeren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; waarmerken; waarnemen; zien
observe bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien aankijken; bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; opmerken; signaleren; toekijken; toeschouwen; toezien; verschijnen; voelen; waarnemen; zien
perceive bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
see bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; gadeslaan; gewaarworden; kijken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; visualiseren; waarnemen; zien
sense bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien aanvoelen; gewaarworden; lucht krijgen van; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voorvoelen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
sense sensueel; wulps; zinlijk; zintuiglijke

Wiktionary Translations for bespeuren:

bespeuren
verb
  1. met aanzienlijke moeite waarnemen

Cross Translation:
FromToVia
bespeuren notice; perceive; detect; note; remark; spot; descry; espy; glimpse; sight; catch sight of; spy apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord.