Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. feces:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for feces from Dutch to English

feces:

feces [de ~] nom, pluriel

  1. de feces (uitwerpselen; beer; fecaliën; excrementen; uitscheiding)
    the faeces; the excretion; the excrements; the shit; the droppings; the stool; the night soil; the crap; the excreta; the feces

Translation Matrix for feces:

NounRelated TranslationsOther Translations
crap beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
droppings beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen bolus; drek; kak; poep; schijt; stront
excrements beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen
excreta beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen
excretion beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen
faeces beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen ontlasting; stoelgang
feces beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen ontlasting; stoelgang
night soil beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen
shit beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; drol; eikel; hond; hoop; kak; keutel; klootzak; lul; mest; poep; schijt; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; stront; stuk poep; uitwerpsel
stool beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen crapaud; gestoelte; kruk; krukje; pianokrukje; poef; stoel; taboeret; zetel
VerbRelated TranslationsOther Translations
shit kakken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
shit klote; shit; verdikkeme; verdomd

Wiktionary Translations for feces:

feces
noun
  1. ontlasting