Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gutsen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gutsen from Dutch to English

gutsen:

gutsen [het ~] nom

  1. het gutsen
    the gushing

gutsen verbe (gutst, gutste, gegutst)

  1. gutsen (in stromen neerstorten; gulpen)
    to gush; come down in torrents; to flow; to pour
    to run
    – the pouring forth of a fluid 1
    • run verbe (runs, ran, running)

Conjugations for gutsen:

o.t.t.
  1. gutst
  2. gutsen
o.v.t.
  1. gutste
  2. gutsten
v.t.t.
  1. heeft gegutst
  2. hebben gegutst
v.v.t.
  1. had gegutst
  2. hadden gegutst
o.t.t.t.
  1. zal gutsen
  2. zullen gutsen
o.v.t.t.
  1. zou gutsen
  2. zouden gutsen
en verder
  1. is gegutst
  2. zijn gegutst
diversen
  1. guts!
  2. gutst!
  3. gegutst
  4. gutsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gutsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
flow drukte; gedrang; stroom; stroomdimensielid; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed
gushing gutsen
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
come down in torrents gulpen; gutsen; in stromen neerstorten
flow gulpen; gutsen; in stromen neerstorten golven; golvend bewegen; lopen; stromen; vloeien; voortvloeien uit
gush gulpen; gutsen; in stromen neerstorten golven; golvend bewegen; in stralen lopen; spuiten; uitspuiten; vloeien
pour gulpen; gutsen; in stromen neerstorten bijgieten; gieten; gieten op; in stralen lopen; inschenken; intappen; opgieten; schenken; serveren; tappen; uitstorten; vloeien
run gulpen; gutsen; in stromen neerstorten administreren; beheren; besturen; draven; gaan; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven

Wiktionary Translations for gutsen:

gutsen
verb
  1. to flow, pass or issue in or as a stream