Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. krijsen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for krijsen from Dutch to English

krijsen:

krijsen verbe (krijs, krijst, krijste, krijsten, gekrijst)

  1. krijsen (huilen; brullen; janken)
    to cry; to shriek; to squeal; to shout; to let on; to tell tales
    • cry verbe (cries, cried, crying)
    • shriek verbe (shrieks, shrieked, shrieking)
    • squeal verbe (squeals, squealled, squealling)
    • shout verbe (shouts, shouted, shouting)
    • let on verbe (lets on, let on, letting on)
    • tell tales verbe (tells tales, told tales, telling tales)
  2. krijsen (schreeuwen; gillen)
    to scream; to screech; to shriek; to squawk; to yell; to cry
    • scream verbe (screams, screamed, screaming)
    • screech verbe (screeches, screeched, screeching)
    • shriek verbe (shrieks, shrieked, shrieking)
    • squawk verbe (squawks, squawked, squawking)
    • yell verbe (yells, yelled, yelling)
    • cry verbe (cries, cried, crying)

Conjugations for krijsen:

o.t.t.
  1. krijs
  2. krijst
  3. krijst
  4. krijsen
  5. krijsen
  6. krijsen
o.v.t.
  1. krijste
  2. krijste
  3. krijste
  4. krijsten
  5. krijsten
  6. krijsten
v.t.t.
  1. heb gekrijst
  2. hebt gekrijst
  3. heeft gekrijst
  4. hebben gekrijst
  5. hebben gekrijst
  6. hebben gekrijst
v.v.t.
  1. had gekrijst
  2. had gekrijst
  3. had gekrijst
  4. hadden gekrijst
  5. hadden gekrijst
  6. hadden gekrijst
o.t.t.t.
  1. zal krijsen
  2. zult krijsen
  3. zal krijsen
  4. zullen krijsen
  5. zullen krijsen
  6. zullen krijsen
o.v.t.t.
  1. zou krijsen
  2. zou krijsen
  3. zou krijsen
  4. zouden krijsen
  5. zouden krijsen
  6. zouden krijsen
diversen
  1. krijs!
  2. krijst!
  3. gekrijst
  4. krijsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for krijsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cry gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
scream blunder; domheid; flater; gil; giller; kreet; misgreep; roep; schreeuw; uitroep
screech gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
shout joelen
shriek gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
squeal gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
yell gil; kreet; leus; roep; schreeuw; strijdkreet; uitroep; yell
VerbRelated TranslationsOther Translations
cry brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen blaffen; brullen; bulderen; daveren; grienen; huilen; janken; schreeuwen; schreien; snikken; snotteren; wenen
let on brullen; huilen; janken; krijsen
scream gillen; krijsen; schreeuwen blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; het uitgillen; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
screech gillen; krijsen; schreeuwen afkrabben; krassen; schrapen; schrappen; uitgillen; uitkrijsen; zich krabben
shout brullen; huilen; janken; krijsen aanroepen; blaffen; brullen; bulderen; daveren; het uitgillen; jubelen; juichen; praaien; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen
shriek brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen blaffen; brullen; bulderen; daveren; het uitgillen; schreeuwen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
squawk gillen; krijsen; schreeuwen
squeal brullen; huilen; janken; krijsen aanbrengen; aangeven; blaffen; keffen; klikken; uitbrengen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
tell tales brullen; huilen; janken; krijsen klikken; overbrieven; uit de school klappen; verklappen; verklikken
yell gillen; krijsen; schreeuwen blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren tegen; vuilbekken

Wiktionary Translations for krijsen:

krijsen
verb
  1. luidkeels schreeuwend een hoog geluid voortbrengen
krijsen
verb
  1. intransitive: to shout, scream, yell
  2. to utter a loud, sharp, shrill sound or cry
  3. to cry or wail loudly
  4. to scream a high-pitched squeal
noun
  1. a sharp, shrill outcry or scream