Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. lichten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lichten from Dutch to English

lichten:

lichten [de ~] nom, pluriel

  1. de lichten
    the lights

lichten verbe (licht, lichtte, lichtten, gelicht)

  1. lichten (bliksemen; weerlichten)
    to lighten
    • lighten verbe (lightens, lightened, lightening)
  2. lichten (naar boven trekken; omhoog trekken; omhoog rukken)
    to draw up
    • draw up verbe (draws up, drew up, drawing up)
  3. lichten (verwijderen; afnemen; ecarteren; )
    to remove
    • remove verbe (removes, removed, removing)
  4. lichten (flitsen; oplichten)
    to flash; to lighten; to thunder
    • flash verbe (flashes, flashed, flashing)
    • lighten verbe (lightens, lightened, lightening)
    • thunder verbe (thunders, thundered, thundering)
  5. lichten (licht worden)
    to dawn; to break
    • dawn verbe (dawns, dawned, dawning)
    • break verbe (breaks, broke, breaking)
  6. lichten (optillen; opheffen; heffen; )
    to lift up
    – take and lift upward 1
    • lift up verbe (lifts up, lifted up, lifting up)
    to heave
    – lift or elevate 1
    • heave verbe (heaves, hove, heaving)
    to lift
    – rise up 1
    • lift verbe (lifts, lifted, lifting)
  7. lichten (buslichten)

Conjugations for lichten:

o.t.t.
  1. licht
  2. licht
  3. licht
  4. lichten
  5. lichten
  6. lichten
o.v.t.
  1. lichtte
  2. lichtte
  3. lichtte
  4. lichtten
  5. lichtten
  6. lichtten
v.t.t.
  1. heb gelicht
  2. hebt gelicht
  3. heeft gelicht
  4. hebben gelicht
  5. hebben gelicht
  6. hebben gelicht
v.v.t.
  1. had gelicht
  2. had gelicht
  3. had gelicht
  4. hadden gelicht
  5. hadden gelicht
  6. hadden gelicht
o.t.t.t.
  1. zal lichten
  2. zult lichten
  3. zal lichten
  4. zullen lichten
  5. zullen lichten
  6. zullen lichten
o.v.t.t.
  1. zou lichten
  2. zou lichten
  3. zou lichten
  4. zouden lichten
  5. zouden lichten
  6. zouden lichten
en verder
  1. is gelicht
  2. zijn gelicht
diversen
  1. licht!
  2. licht!
  3. gelicht
  4. lichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
break breuk; fractuur; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreking; ontsnapping; ontvluchting; pauze; rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; tussenpoos; uitbraak; uitbreken; verpozing
dawn 't aanbreken v.d. dag; aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; ochtendgloren; ochtendstond; zonsopgang
draw up opmaken; opstellen; redigeren
flash flakkering; flikkering; flits; flitser; flitslamp; flitslampje; geflikker; lichtsein; lichtsignaal; lichtstraal; lichtstreep; opvlieging; schicht; schijn; schittering; snel beeld; vapeur
lift lift; liftkooi
lights lichten
remove afnemen; afstoffen; afwissen
thunder donder; donderslagen; gedonder
VerbRelated TranslationsOther Translations
break licht worden; lichten aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; in stukken breken; ingooien; inslaan; kapot maken; kapotbreken; kapotgaan; kapotmaken; kapotslaan; knakken; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; slechten; stukbreken; stukgaan; stukslaan; verbrijzelen; zich misdragen
dawn licht worden; lichten aanbreken van de dag; dagen; gloren
draw up lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken becijferen; berekenen; calculeren; omhoogrukken; preciseren; uitrekenen; uitwerken
empty the mailbox buslichten; lichten
flash flitsen; lichten; oplichten
heave heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen deinen; eruit halen; golven; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; kokhalzen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; omhoog heffen; omhoogheffen; opheffen; smijten; takelen; te voorschijn trekken
lift heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen eruit halen; heffen; hijsen; met een takel ophijsen; omhoog heffen; opheffen; rooien; takelen; te voorschijn trekken
lift up heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen heffen; hijsen; naar boven tillen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogheffen; omhoogtillen; opheffen
lighten bliksemen; flitsen; lichten; oplichten; weerlichten beschijnen; lichter worden van kleur; oplichten; verlichten
remove afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken aanrekenen; aanwrijven; afdoen; afhandelen; afnemen; afscheiden; afstoffen; afvoeren; beslechten; dalen; declineren; demonteren; disloqueren; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; ledigen; leeghalen; leegmaken; lozen; minder worden; minderen; ontmantelen; onttakelen; ontzetten; reinigen; roeren; schoonmaken; schoonpoetsen; stoffen; tanen; teruggaan; twist uit de weg ruimen; uit de macht ontzetten; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; uithalen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; verhuizen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervallen; vervoeren; verzetten; wegleiden; wegvoeren; zuiveren
thunder flitsen; lichten; oplichten daveren; denderen; donderen; dreunen; fulmineren; onweren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren; woeden
OtherRelated TranslationsOther Translations
lift stimulans

Wiktionary Translations for lichten:

lichten
verb
  1. to illuminate

Cross Translation:
FromToVia
lichten shine; gleam; glisten luireémettre de la lumière.
lichten scintillate; flare; flare up; flicker scintillerbriller, jeter des éclats par intermittence.