Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. macht uitoefenen:


Dutch

Detailed Translations for macht uitoefenen from Dutch to English

macht uitoefenen:

macht uitoefenen verbe (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)

  1. macht uitoefenen (gezaghebben; overheersen; regeren; heersen)
    to reign; to rule; exercise authority; to order; to exert power

Conjugations for macht uitoefenen:

o.t.t.
  1. oefen macht uit
  2. oefent macht uit
  3. oefent macht uit
  4. oefenen macht uit
  5. oefenen macht uit
  6. oefenen macht uit
o.v.t.
  1. oefende macht uit
  2. oefende macht uit
  3. oefende macht uit
  4. oefenden macht uit
  5. oefenden macht uit
  6. oefenden macht uit
v.t.t.
  1. heb macht uitgeoefend
  2. hebt macht uitgeoefend
  3. heeft macht uitgeoefend
  4. hebben macht uitgeoefend
  5. hebben macht uitgeoefend
  6. hebben macht uitgeoefend
v.v.t.
  1. had macht uitgeoefend
  2. had macht uitgeoefend
  3. had macht uitgeoefend
  4. hadden macht uitgeoefend
  5. hadden macht uitgeoefend
  6. hadden macht uitgeoefend
o.t.t.t.
  1. zal macht uitoefenen
  2. zult macht uitoefenen
  3. zal macht uitoefenen
  4. zullen macht uitoefenen
  5. zullen macht uitoefenen
  6. zullen macht uitoefenen
o.v.t.t.
  1. zou macht uitoefenen
  2. zou macht uitoefenen
  3. zou macht uitoefenen
  4. zouden macht uitoefenen
  5. zouden macht uitoefenen
  6. zouden macht uitoefenen
diversen
  1. oefen macht uit!
  2. oefent macht uit!
  3. macht uitgeoefend
  4. macht uitoefenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for macht uitoefenen:

NounRelated TranslationsOther Translations
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
reign bewind; dynastie; geslacht; regentschap; regeringsstelsel; regime; staatsbestel
rule bewind; dienstvoorschrift; filter; gezag; macht; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
exercise authority gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
exert power gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
order gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren aanrukken; aanvoeren; afkondigen; bestellen; bevel voeren over; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; leiden; leidinggeven; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; rangordenen; rangschikken; regelen; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
reign gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren heersen; heersen van griep; verspreiden van ziekte
rule gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; heersen; heersen van griep; opdragen; verordenen; verordonneren; verspreiden van ziekte

Related Translations for macht uitoefenen