Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opdoeken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opdoeken from Dutch to English

opdoeken:

opdoeken verbe (doek op, doekt op, doekte op, doekten op, opgedoekt)

  1. opdoeken (opheffen)
    to dissolve; to abolish; to disband; to shut down; to break up
    • dissolve verbe (dissolves, dissolved, dissolving)
    • abolish verbe (abolishes, abolished, abolishing)
    • disband verbe (disbands, disbanded, disbanding)
    • shut down verbe (shuts down, shut down, shutting down)
    • break up verbe (breaks up, broke up, breaking up)

Conjugations for opdoeken:

o.t.t.
  1. doek op
  2. doekt op
  3. doekt op
  4. doeken op
  5. doeken op
  6. doeken op
o.v.t.
  1. doekte op
  2. doekte op
  3. doekte op
  4. doekten op
  5. doekten op
  6. doekten op
v.t.t.
  1. heb opgedoekt
  2. hebt opgedoekt
  3. heeft opgedoekt
  4. hebben opgedoekt
  5. hebben opgedoekt
  6. hebben opgedoekt
v.v.t.
  1. had opgedoekt
  2. had opgedoekt
  3. had opgedoekt
  4. hadden opgedoekt
  5. hadden opgedoekt
  6. hadden opgedoekt
o.t.t.t.
  1. zal opdoeken
  2. zult opdoeken
  3. zal opdoeken
  4. zullen opdoeken
  5. zullen opdoeken
  6. zullen opdoeken
o.v.t.t.
  1. zou opdoeken
  2. zou opdoeken
  3. zou opdoeken
  4. zouden opdoeken
  5. zouden opdoeken
  6. zouden opdoeken
diversen
  1. doek op!
  2. doekt op!
  3. opgedoekt
  4. opdoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opdoeken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abolish opdoeken; opheffen nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen
break up opdoeken; opheffen afbreken; breken; desintegreren; gaan; heengaan; in elkaar storten; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omgraven; omploegen; omspitten; omverhalen; omwerken; opbreken; opstappen; ploegen; scheiden; slopen; spitten; ten gronde gaan; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uit elkaar stuiven; uit elkaar vallen; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteengaan; uiteenstuiven; uiteenvallen; uiteenvliegen; uitmaken; van elkaar gaan; vertrekken; wegbreken; weggaan
disband opdoeken; opheffen liquideren; uitroeien
dissolve opdoeken; opheffen in een vloeistof opgaan; ontbinden; opheffen; oplossen; uiteen doen gaan; wegsmelten
shut down opdoeken; opheffen afsluiten

Wiktionary Translations for opdoeken:


Cross Translation:
FromToVia
opdoeken get rid of; abolish; delete; annul; nullify supprimer — Traductions à trier suivant le sens
opdoeken take away; get out; take off; take; remove ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.