Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opzijleggen:


Dutch

Detailed Translations for opzijleggen from Dutch to English

opzijleggen:

opzijleggen verbe (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)

  1. opzijleggen (reserveren; behouden; achterhouden; terughouden)
    to reserve; to put aside; to set aside; to put away
    • reserve verbe (reserves, reserved, reserving)
    • put aside verbe (puts aside, put aside, putting aside)
    • set aside verbe (sets aside, set aside, setting aside)
    • put away verbe (puts away, put away, putting away)

Conjugations for opzijleggen:

o.t.t.
  1. leg opzij
  2. legt opzij
  3. legt opzij
  4. leggen opzij
  5. leggen opzij
  6. leggen opzij
o.v.t.
  1. legde opzij
  2. legde opzij
  3. legde opzij
  4. legden opzij
  5. legden opzij
  6. legden opzij
v.t.t.
  1. heb opzij gelegd
  2. hebt opzij gelegd
  3. heeft opzij gelegd
  4. hebben opzij gelegd
  5. hebben opzij gelegd
  6. hebben opzij gelegd
v.v.t.
  1. had opzij gelegd
  2. had opzij gelegd
  3. had opzij gelegd
  4. hadden opzij gelegd
  5. hadden opzij gelegd
  6. hadden opzij gelegd
o.t.t.t.
  1. zal opzijleggen
  2. zult opzijleggen
  3. zal opzijleggen
  4. zullen opzijleggen
  5. zullen opzijleggen
  6. zullen opzijleggen
o.v.t.t.
  1. zou opzijleggen
  2. zou opzijleggen
  3. zou opzijleggen
  4. zouden opzijleggen
  5. zouden opzijleggen
  6. zouden opzijleggen
en verder
  1. is opzij gelegd
  2. zijn opzij gelegd
diversen
  1. leg opzij!
  2. legt opzij!
  3. opzij gelegd
  4. opzij leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opzijleggen:

NounRelated TranslationsOther Translations
reserve bedeesdheid; gereserveerdheid; geslotenheid; reserve; reservist; schroom; schuwheid; terughoudendheid; timiditeit; verlegenheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
put aside achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden bespreken; opzijzetten; reis boeken; reserveren; vastleggen; voorbehouden
put away achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden bergen; bespreken; bewaren; nuttigen; opbergen; opruimen; opzij leggen; reis boeken; reserveren; stallen; van zich afzetten; vastleggen; verschalken; voorbehouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen; wegzetten
reserve achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden bespreken; reis boeken; reserveren; vastleggen; voorbehouden
set aside achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden bespreken; opzijzetten; reis boeken; reserveren; vastleggen; voorbehouden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
put aside gereserveerd; opzijgezet
set aside gereserveerd; opzijgezet