Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitzuigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitzuigen from Dutch to English

uitzuigen:

uitzuigen verbe (zuig uit, zuigt uit, zoog uit, zogen uit, uitgezogen)

  1. uitzuigen (leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen)
    to ransack; to gut; to strip bare; to empty
    • ransack verbe (ransacks, ransacked, ransacking)
    • gut verbe (guts, gutted, gutting)
    • strip bare verbe (strips bare, stripped bare, stripping bare)
    • empty verbe (empties, emptied, emptying)
  2. uitzuigen (leegzuigen)
    to drain; to suck out
    • drain verbe (drains, drained, draining)
    • suck out verbe (sucks out, sucked out, sucking out)

Conjugations for uitzuigen:

o.t.t.
  1. zuig uit
  2. zuigt uit
  3. zuigt uit
  4. zuigen uit
  5. zuigen uit
  6. zuigen uit
o.v.t.
  1. zoog uit
  2. zoog uit
  3. zoog uit
  4. zogen uit
  5. zogen uit
  6. zogen uit
v.t.t.
  1. heb uitgezogen
  2. hebt uitgezogen
  3. heeft uitgezogen
  4. hebben uitgezogen
  5. hebben uitgezogen
  6. hebben uitgezogen
v.v.t.
  1. had uitgezogen
  2. had uitgezogen
  3. had uitgezogen
  4. hadden uitgezogen
  5. hadden uitgezogen
  6. hadden uitgezogen
o.t.t.t.
  1. zal uitzuigen
  2. zult uitzuigen
  3. zal uitzuigen
  4. zullen uitzuigen
  5. zullen uitzuigen
  6. zullen uitzuigen
o.v.t.t.
  1. zou uitzuigen
  2. zou uitzuigen
  3. zou uitzuigen
  4. zouden uitzuigen
  5. zouden uitzuigen
  6. zouden uitzuigen
en verder
  1. ben uitgezogen
  2. bent uitgezogen
  3. is uitgezogen
  4. zijn uitgezogen
  5. zijn uitgezogen
  6. zijn uitgezogen
diversen
  1. zuig uit!
  2. zuigt uit!
  3. uitgezogen
  4. uitzuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitzuigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
drain afdruipen; afdruppelen; afvoer; afvoerbuis; afvoerkanaal; afwateringsbuis; afwateringskanaal; boezem; doorlaat; regenpijp; riolering; riool; sas; schutsluisje; sluis; spui; uitdruipen; uitdruppelen; verlaat
VerbRelated TranslationsOther Translations
drain leegzuigen; uitzuigen afdruipen; afdruppelen; afscheiden; afvoeren; afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ledigen; leeghalen; leegmaken; lozen; ontwateren; spuien; uitdruipen; uitdruppelen; uithalen; uitlekken; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; water afvoeren; water lozen
empty leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen afscheiden; afvoeren; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; legen; lozen; opdrinken; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; spuien; uitdrinken; uitgieten; uithalen; uitmesten; uitnemen; uitruimen; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; water afvoeren; water lozen
gut leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen
ransack leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen doorzoeken
strip bare leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen
suck out leegzuigen; uitzuigen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
empty eindig; hol; ijdel; inhoudsloos; ledig; leeg; loos; nietszeggend; onbezet; ongevuld; vergankelijk; voorbijgaand; zonder inhoud
OtherRelated TranslationsOther Translations
gut darm

Wiktionary Translations for uitzuigen:

uitzuigen
verb
  1. to drain resources without giving back