Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verflauwen:


Dutch

Detailed Translations for verflauwen from Dutch to English

verflauwen:

verflauwen verbe (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)

  1. verflauwen (tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; luwen)
    to calm down; to subside; to allay; to cool down; to soothe
    • calm down verbe (calms down, calmed down, calming down)
    • subside verbe (subsides, subsided, subsiding)
    • allay verbe (allaies, allayed, allaying)
    • cool down verbe (cools down, cooled down, cooling down)
    • soothe verbe (soothes, soothed, soothing)
  2. verflauwen (verslappen)
    to fade; to weaken; to slacken
    • fade verbe (fades, faded, fading)
    • weaken verbe (weakens, weakened, weakening)
    • slacken verbe (slackens, slackened, slackening)

Conjugations for verflauwen:

o.t.t.
  1. verflauw
  2. verflauwt
  3. verflauwt
  4. verflauwen
  5. verflauwen
  6. verflauwen
o.v.t.
  1. verflauwde
  2. verflauwde
  3. verflauwde
  4. verflauwden
  5. verflauwden
  6. verflauwden
v.t.t.
  1. heb verflauwd
  2. hebt verflauwd
  3. heeft verflauwd
  4. hebben verflauwd
  5. hebben verflauwd
  6. hebben verflauwd
v.v.t.
  1. had verflauwd
  2. had verflauwd
  3. had verflauwd
  4. hadden verflauwd
  5. hadden verflauwd
  6. hadden verflauwd
o.t.t.t.
  1. zal verflauwen
  2. zult verflauwen
  3. zal verflauwen
  4. zullen verflauwen
  5. zullen verflauwen
  6. zullen verflauwen
o.v.t.t.
  1. zou verflauwen
  2. zou verflauwen
  3. zou verflauwen
  4. zouden verflauwen
  5. zouden verflauwen
  6. zouden verflauwen
diversen
  1. verflauw!
  2. verflauwt!
  3. verflauwd
  4. verflauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verflauwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fade vervaging
subside afzwakken; verslappen; verzwakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
allay luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven begeerte stillen; bevredigen; geruststellen; voldoening geven
calm down luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven kalm worden; rustig worden
cool down luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven afkoelen; bekoelen; koel worden; koelen; verkillen; verkoelen
fade verflauwen; verslappen vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen
slacken verflauwen; verslappen rekken; temporiseren; terugdraaien; terugschroeven; vertragen
soothe luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven bedaren; begeerte stillen; bevredigen; geruststellen; kalmeren; lenigen; sussen; tot kalmte manen; verlichten; vervriendelijken; verzachten; voldoening geven
subside luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven afglijden; aftakelen; afzakken; in elkaar zakken; ineenkrimpen; ineenschrompelen; invallen; inzakken; inzinken; schrompelen; uitrazen; uitwoeden; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in
weaken verflauwen; verslappen aan kracht inboeten; aftakelen; uitputten; verslappen; verweken; verzwakken; week worden; wegglijden; zwak worden; zwakker worden