Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verstuwen:


Dutch

Detailed Translations for verstuwen from Dutch to English

verstuwen:

verstuwen verbe (verstuw, verstuwt, verstuwde, verstuwden, verstuwd)

  1. verstuwen (verstouwen)
    to bear; to take
    • bear verbe (bears, bearing)
    • take verbe (takes, took, taking)

Conjugations for verstuwen:

o.t.t.
  1. verstuw
  2. verstuwt
  3. verstuwt
  4. verstuwen
  5. verstuwen
  6. verstuwen
o.v.t.
  1. verstuwde
  2. verstuwde
  3. verstuwde
  4. verstuwden
  5. verstuwden
  6. verstuwden
v.t.t.
  1. heb verstuwd
  2. hebt verstuwd
  3. heeft verstuwd
  4. hebben verstuwd
  5. hebben verstuwd
  6. hebben verstuwd
v.v.t.
  1. had verstuwd
  2. had verstuwd
  3. had verstuwd
  4. hadden verstuwd
  5. hadden verstuwd
  6. hadden verstuwd
o.t.t.t.
  1. zal verstuwen
  2. zult verstuwen
  3. zal verstuwen
  4. zullen verstuwen
  5. zullen verstuwen
  6. zullen verstuwen
o.v.t.t.
  1. zou verstuwen
  2. zou verstuwen
  3. zou verstuwen
  4. zouden verstuwen
  5. zouden verstuwen
  6. zouden verstuwen
diversen
  1. verstuw!
  2. verstuwt!
  3. verstuwd
  4. verstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verstuwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bear beer
take baat; gewin; profijt; winst
VerbRelated TranslationsOther Translations
bear verstouwen; verstuwen doorleven; doorstaan; dragen; dulden; gebukt gaan onder; harden; iets verduren; incasseren; opvangen; torsen; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
take verstouwen; verstuwen aangrijpen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; grijpen; hanteren; ingrijpen; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; meenemen; naartoe brengen; nemen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toegrijpen; toepassen; toetasten; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zich bedienen