Summary


Dutch

Detailed Translations for vrijen from Dutch to Spanish

vrijen:

vrijen verbe (vrij, vrijt, vrijde, vrijden, gevrijd)

  1. vrijen (de liefde bedrijven; minnen; liefkozen; minnekozen; beminnen)
  2. vrijen (sexuele gemeenschap hebben; neuken; paren)

Conjugations for vrijen:

o.t.t.
  1. vrij
  2. vrijt
  3. vrijt
  4. vrijen
  5. vrijen
  6. vrijen
o.v.t.
  1. vrijde
  2. vrijde
  3. vrijde
  4. vrijden
  5. vrijden
  6. vrijden
v.t.t.
  1. heb gevrijd
  2. hebt gevrijd
  3. heeft gevrijd
  4. hebben gevrijd
  5. hebben gevrijd
  6. hebben gevrijd
v.v.t.
  1. had gevrijd
  2. had gevrijd
  3. had gevrijd
  4. hadden gevrijd
  5. hadden gevrijd
  6. hadden gevrijd
o.t.t.t.
  1. zal vrijen
  2. zult vrijen
  3. zal vrijen
  4. zullen vrijen
  5. zullen vrijen
  6. zullen vrijen
o.v.t.t.
  1. zou vrijen
  2. zou vrijen
  3. zou vrijen
  4. zouden vrijen
  5. zouden vrijen
  6. zouden vrijen
diversen
  1. vrij!
  2. vrijt!
  3. gevrijd
  4. vrijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vrijen:

NounRelated TranslationsOther Translations
contacto sexual geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
VerbRelated TranslationsOther Translations
acostarse beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
contacto sexual neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen
coser beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen doorstikken; hechten; innaaien; naaien; opnaaien; opstikken; stikken; vastnaaien
hacer el amor beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen de liefde bedrijven

Related Definitions for "vrijen":

  1. kussen en strelen1
    • zullen we een beetje vrijen?1
  2. neuken, geslachtsgemeenschap hebben1
    • je moet een condoom om bij het vrijen1

Wiktionary Translations for vrijen:

vrijen
verb
  1. liefde bedrijven
  2. knuffelen

Cross Translation:
FromToVia
vrijen hacer el amor love — (euphemistic): to have sex with
vrijen hacer el amor make love — to engage in sexual intercourse
vrijen relación; sexo; sexual sex — act of sexual intercourse
vrijen hacer el amor; follar; chingar; coger faire l’amour — Accomplir l’acte sexuel
vrijen sexo sexe — biol|fr genre qui peut être masculin ou féminin.