Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aanstrepen:


Dutch

Detailed Translations for aanstrepen from Dutch to Spanish

aanstrepen:

aanstrepen verbe (streep aan, streept aan, streepte aan, streepten aan, aangestreept)

  1. aanstrepen (vinken; afvinken)
    marcar; apuntar

Conjugations for aanstrepen:

o.t.t.
  1. streep aan
  2. streept aan
  3. streept aan
  4. strepen aan
  5. strepen aan
  6. strepen aan
o.v.t.
  1. streepte aan
  2. streepte aan
  3. streepte aan
  4. streepten aan
  5. streepten aan
  6. streepten aan
v.t.t.
  1. heb aangestreept
  2. hebt aangestreept
  3. heeft aangestreept
  4. hebben aangestreept
  5. hebben aangestreept
  6. hebben aangestreept
v.v.t.
  1. had aangestreept
  2. had aangestreept
  3. had aangestreept
  4. hadden aangestreept
  5. hadden aangestreept
  6. hadden aangestreept
o.t.t.t.
  1. zal aanstrepen
  2. zult aanstrepen
  3. zal aanstrepen
  4. zullen aanstrepen
  5. zullen aanstrepen
  6. zullen aanstrepen
o.v.t.t.
  1. zou aanstrepen
  2. zou aanstrepen
  3. zou aanstrepen
  4. zouden aanstrepen
  5. zouden aanstrepen
  6. zouden aanstrepen
diversen
  1. streep aan!
  2. streept aan!
  3. aangestreept
  4. aanstrepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanstrepen [znw.] nom

  1. aanstrepen (afvinken; aankruisen)
    el marcar

Translation Matrix for aanstrepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
marcar aankruisen; aanstrepen; afvinken aftekenen
VerbRelated TranslationsOther Translations
apuntar aanstrepen; afvinken; vinken aantekenen; aanwijzen; boeken; gericht werpen; in een bep. richting plaatsen; inboeken; krieken; mikken; noteren; op schrift stellen; opschrijven; optekenen; registreren; richten; vastleggen; voorzeggen
marcar aanstrepen; afvinken; vinken aankruisen; eerbied bewijzen; eren; kalibreren; kiezen; lofprijzen; markeren; merken
OtherRelated TranslationsOther Translations
marcar draaiend kiezen; kiezen