Dutch

Detailed Translations for ervan uitgaan from Dutch to Spanish

ervan uitgaan:

ervan uitgaan verbe (ga ervan uit, gaat ervan uit, ging ervan uit, gingen ervan uit, ervan uitgegaan)

  1. ervan uitgaan

Conjugations for ervan uitgaan:

o.t.t.
  1. ga ervan uit
  2. gaat ervan uit
  3. gaat ervan uit
  4. gaan ervan uit
  5. gaan ervan uit
  6. gaan ervan uit
o.v.t.
  1. ging ervan uit
  2. ging ervan uit
  3. ging ervan uit
  4. gingen ervan uit
  5. gingen ervan uit
  6. gingen ervan uit
v.t.t.
  1. ben ervan uitgegaan
  2. bent ervan uitgegaan
  3. is ervan uitgegaan
  4. zijn ervan uitgegaan
  5. zijn ervan uitgegaan
  6. zijn ervan uitgegaan
v.v.t.
  1. was ervan uitgegaan
  2. was ervan uitgegaan
  3. was ervan uitgegaan
  4. waren ervan uitgegaan
  5. waren ervan uitgegaan
  6. waren ervan uitgegaan
o.t.t.t.
  1. zal ervan uitgaan
  2. zult ervan uitgaan
  3. zal ervan uitgaan
  4. zullen ervan uitgaan
  5. zullen ervan uitgaan
  6. zullen ervan uitgaan
o.v.t.t.
  1. zou ervan uitgaan
  2. zou ervan uitgaan
  3. zou ervan uitgaan
  4. zouden ervan uitgaan
  5. zouden ervan uitgaan
  6. zouden ervan uitgaan
diversen
  1. ga ervan uit!
  2. gaat ervan uit!
  3. ervan uitgegaan
  4. ervan uitgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ervan uitgaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ajustar ervan uitgaan aanpassen; afstellen; afstemmen; betamen; bijstellen; conveniëren; correct zijn; deugen; fijn bewerken; geschikt zijn; herstellen; in orde brengen; in orde maken; innaaien; kloppen; overeenbrengen; passen; passend zijn; regelen; repareren; strak maken; uitkomen; uitlijnen; uitrekken; vernieuwen
asumir ervan uitgaan aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen; geloven; op zich nemen
dar por sentado ervan uitgaan beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten
partir de ervan uitgaan
partir de la idea que ervan uitgaan
plantear ervan uitgaan aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; omhoogwerpen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; stellen; te berde brengen; ter sprake brengen
presumir ervan uitgaan aannemen; geloven; gissen; gissing maken; grootspreken; opscheppen; opsnijden; postuleren; raden; snoeven; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen
presuponer ervan uitgaan gissen; gissing maken; raden
suponer ervan uitgaan aannemen; geloven; gissen; gissing maken; raden; speculeren op; uitgaan van; veronderstellen

Related Translations for ervan uitgaan