Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. hardrijden:


Dutch

Detailed Translations for hardrijden from Dutch to Spanish

hardrijden:

hardrijden verbe (rijd hard, rijdt hard, reed hard, reden hard, hardgereden)

  1. hardrijden
    correr

Conjugations for hardrijden:

o.t.t.
  1. rijd hard
  2. rijdt hard
  3. rijdt hard
  4. rijden hard
  5. rijden hard
  6. rijden hard
o.v.t.
  1. reed hard
  2. reed hard
  3. reed hard
  4. reden hard
  5. reden hard
  6. reden hard
v.t.t.
  1. heb hardgereden
  2. hebt hardgereden
  3. heeft hardgereden
  4. hebben hardgereden
  5. hebben hardgereden
  6. hebben hardgereden
v.v.t.
  1. had hardgereden
  2. had hardgereden
  3. had hardgereden
  4. hadden hardgereden
  5. hadden hardgereden
  6. hadden hardgereden
o.t.t.t.
  1. zal hardrijden
  2. zult hardrijden
  3. zal hardrijden
  4. zullen hardrijden
  5. zullen hardrijden
  6. zullen hardrijden
o.v.t.t.
  1. zou hardrijden
  2. zou hardrijden
  3. zou hardrijden
  4. zouden hardrijden
  5. zouden hardrijden
  6. zouden hardrijden
diversen
  1. rijd hard!
  2. rijdt hard!
  3. hardgereden
  4. hardrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hardrijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
correr hardrijden aantrekken; afdruipen; dichttrekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; stappen; stromen; uitdruppelen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen