Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. losgespen:


Dutch

Detailed Translations for losgespen from Dutch to Spanish

losgespen:

losgespen verbe (gesp los, gespt los, gespte los, gespten los, losgegespt)

  1. losgespen (afgespen)

Conjugations for losgespen:

o.t.t.
  1. gesp los
  2. gespt los
  3. gespt los
  4. gespen los
  5. gespen los
  6. gespen los
o.v.t.
  1. gespte los
  2. gespte los
  3. gespte los
  4. gespten los
  5. gespten los
  6. gespten los
v.t.t.
  1. heb losgegespt
  2. hebt losgegespt
  3. heeft losgegespt
  4. hebben losgegespt
  5. hebben losgegespt
  6. hebben losgegespt
v.v.t.
  1. had losgegespt
  2. had losgegespt
  3. had losgegespt
  4. hadden losgegespt
  5. hadden losgegespt
  6. hadden losgegespt
o.t.t.t.
  1. zal losgespen
  2. zult losgespen
  3. zal losgespen
  4. zullen losgespen
  5. zullen losgespen
  6. zullen losgespen
o.v.t.t.
  1. zou losgespen
  2. zou losgespen
  3. zou losgespen
  4. zouden losgespen
  5. zouden losgespen
  6. zouden losgespen
en verder
  1. ben losgegespt
  2. bent losgegespt
  3. is losgegespt
  4. zijn losgegespt
  5. zijn losgegespt
  6. zijn losgegespt
diversen
  1. gesp los!
  2. gespt los!
  3. losgegespt
  4. losgespend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for losgespen:

NounRelated TranslationsOther Translations
desabrochar losgespen
VerbRelated TranslationsOther Translations
desabrochar afgespen; losgespen afkoppelen; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontknopen; te niet doen; tornen; uithalen; uittrekken