Dutch

Detailed Translations for naar binnen werken from Dutch to Spanish

naar binnen werken:

naar binnen werken verbe (werk naar binnen, werkt naar binnen, werkte naar binnen, werkten naar binnen, naar binnen gewerkt)

  1. naar binnen werken (verorberen; consumeren; vreten; )
  2. naar binnen werken (eten; bikken)

Conjugations for naar binnen werken:

o.t.t.
  1. werk naar binnen
  2. werkt naar binnen
  3. werkt naar binnen
  4. werken naar binnen
  5. werken naar binnen
  6. werken naar binnen
o.v.t.
  1. werkte naar binnen
  2. werkte naar binnen
  3. werkte naar binnen
  4. werkten naar binnen
  5. werkten naar binnen
  6. werkten naar binnen
v.t.t.
  1. heb naar binnen gewerkt
  2. hebt naar binnen gewerkt
  3. heeft naar binnen gewerkt
  4. hebben naar binnen gewerkt
  5. hebben naar binnen gewerkt
  6. hebben naar binnen gewerkt
v.v.t.
  1. had naar binnen gewerkt
  2. had naar binnen gewerkt
  3. had naar binnen gewerkt
  4. hadden naar binnen gewerkt
  5. hadden naar binnen gewerkt
  6. hadden naar binnen gewerkt
o.t.t.t.
  1. zal naar binnen werken
  2. zult naar binnen werken
  3. zal naar binnen werken
  4. zullen naar binnen werken
  5. zullen naar binnen werken
  6. zullen naar binnen werken
o.v.t.t.
  1. zou naar binnen werken
  2. zou naar binnen werken
  3. zou naar binnen werken
  4. zouden naar binnen werken
  5. zouden naar binnen werken
  6. zouden naar binnen werken
diversen
  1. werk naar binnen!
  2. werkt naar binnen!
  3. naar binnen gewerkt
  4. naar binnen werkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naar binnen werken:

NounRelated TranslationsOther Translations
devorar bikken; vreten
picar happen in; toehappen
VerbRelated TranslationsOther Translations
atiborrarse bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
comer bikken; eten; naar binnen werken binnenkrijgen; consumeren; dineren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; tafelen; tot zich nemen; uitgebreid eten; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
comer con gusto bikken; eten; naar binnen werken amuseren; genieten; genot hebben van; lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen; smullen van
desincrustar bikken; eten; naar binnen werken ontkalken
desplegar bikken; eten; naar binnen werken afwisselen; distribueren; geuren; graven; herzien; losgooien; loswerpen; nader verklaren; ontvouwen; ontwikkelen; opdelven; openspreiden; openvouwen; opgraven; pralen; pronken; ronddelen; scheppen; spreiden; te kijk lopen met; toelichten; tot ontwikkeling brengen; uitbeitelen; uitbikken; uiteenzetten; uitklappen; uitleggen; uitreiken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; veranderen; verdelen; verduidelijken; verwisselen; wijzigen
devorar bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen binnenkrijgen; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
disfrutar comiendo bikken; eten; naar binnen werken amuseren; genieten; genot hebben van; smullen; smullen van
mandarse un ... bikken; eten; naar binnen werken
morfar bikken; eten; naar binnen werken schaften
picar bikken; eten; naar binnen werken aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afbedelen; afbikken; afsnijden; bomen kappen; doorsteken; een inkeping maken; erdoor steken; hakken; houwen; inbijten; inetsen; inkepen; inkerven; invreten; kappen; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; kietelen; kittelen; kriebelen; omhakken; ophitsen; prikken; provoceren; snijden; steken; steken geven; uitdagen; uitlokken; vellen; wegbikken
saborear bikken; eten; naar binnen werken amuseren; genieten; genot hebben van; smullen van

Related Translations for naar binnen werken