Dutch

Detailed Translations for omhoogkomen from Dutch to Spanish

omhoogkomen:

Conjugations for omhoogkomen:

o.t.t.
  1. kom omhoog
  2. komt omhoog
  3. komt omhoog
  4. komen omhoog
  5. komen omhoog
  6. komen omhoog
o.v.t.
  1. kwam omhoog
  2. kwam omhoog
  3. kwam omhoog
  4. kwamen omhoog
  5. kwamen omhoog
  6. kwamen omhoog
v.t.t.
  1. ben omhooggekomen
  2. bent omhooggekomen
  3. is omhooggekomen
  4. zijn omhooggekomen
  5. zijn omhooggekomen
  6. zijn omhooggekomen
v.v.t.
  1. was omhooggekomen
  2. was omhooggekomen
  3. was omhooggekomen
  4. waren omhooggekomen
  5. waren omhooggekomen
  6. waren omhooggekomen
o.t.t.t.
  1. zal omhoogkomen
  2. zult omhoogkomen
  3. zal omhoogkomen
  4. zullen omhoogkomen
  5. zullen omhoogkomen
  6. zullen omhoogkomen
o.v.t.t.
  1. zou omhoogkomen
  2. zou omhoogkomen
  3. zou omhoogkomen
  4. zouden omhoogkomen
  5. zouden omhoogkomen
  6. zouden omhoogkomen
diversen
  1. kom omhoog!
  2. komt omhoog!
  3. omhooggekomen
  4. omhoogkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

omhoogkomen [znw.] nom

  1. omhoogkomen (opstijgen; stijging; stijgen; klimmen)
    el alza; el aumento; el crecimiento; el incremento; el despegue

Translation Matrix for omhoogkomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
alza klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging opstijging
alzar omhoog steken; opsteken
aumento klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; groter worden; knobbel; opaarden; opeenhopen; ophopen; opstapelen; stapelen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
crecimiento klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging aangroei; aanwas; aanwinst; bloei; bloeiperiode; expansie; gezwel; groei; groter worden; knobbel; ontplooiing; ontwikkeling; opbloei; stijging; toename; toeneming; tot bloei komen; tumor; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering; wasdom
despegar afvloeien; wegstromen; wegvloeien
despegue klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging opstijging
incremento klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering
levantar omhoog steken; omhoog werpen; opsteken; opwerpen
subir opklimmen; oprijden; stijgen
volarse afvliegen; wegvliegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
alzar omhoogkomen; opstijgen; opvliegen aanleren; aansteken; aanstrijken; absorberen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; buslichten; casseren; doen ontvlammen; eigen maken; erbij voegen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger draaien; hoger maken; in de fik steken; in de hoogte steken; leren; lichten; lichter worden van kleur; naar boven tillen; neppen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogdraaien; omhoogheffen; omhoogrijzen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omlijnen; omranden; opdraaien; opheffen; oplichten; opnemen; oppikken; oprijzen; opslorpen; opslurpen; opsteken; optillen; renoveren; restaureren; rijzen; sigaret opsteken; tillen; toevoegen; verbeteren; verhelpen; verhogen; verneuken; vernieuwen; verwerven
alzar el vuelo omhoogkomen; opstijgen; opvliegen de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen
ascender bovenkomen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen aanwassen; beklimmen; bevorderd worden; de hoogte ingaan; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; klimmen; omhoog gaan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; oprijzen; opstijgen; opwaarts gaan; rijzen; stijgen; zich opwerken
despegar omhoogkomen; opstijgen; opvliegen aanvangen; afstomen; afweken; beginnen; de hoogte ingaan; doorbreken; in de lucht omhoogstijgen; loskomen; losweken; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; opstijgen; starten; stijgen; van start gaan; vrijkomen
echarse a volar omhoogkomen; opstijgen; opvliegen afvliegen; de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen; verwaaien; wegstuiven; wegvliegen; wegwaaien
elevarse omhoogkomen; opstijgen; opvliegen de hoogte ingaan; hoger worden; in de lucht omhoogstijgen; jezelf opwerken; naar boven drijven; naar boven jagen; omhoogdrijven; omhoogjagen; omhoogrijzen; oprijzen; opstijgen; opwerken; prijs opdrijven; rijzen; stijgen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; vooruitkomen
emerger bovenkomen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen boven water komen; ontspinnen; opdiepen; opdoemen; opduiken; oprijzen; rijzen; van de bodem ophalen; verrijzen; weer verschijnen
enarcar omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
incorporarse bovenkomen; omhoogkomen meedoen; meespelen; overeind komen
levantar omhoogkomen; opstijgen; opvliegen aansteken; aanstrijken; afbakenen; afpalen; afzetten; arrangeren; begrenzen; bliksemen; bouwen; buslichten; casseren; construeren; doen ontvlammen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hooghouden; iets op touw zetten; ijlen; in de fik steken; in de hoogte houden; in de hoogte steken; jachten; jagen; jakkeren; laten gaan; laten lopen; lichten; motiveren; naar boven tillen; naar boven trekken; niet vasthouden; omhoog brengen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogbrengen; omhooggooien; omhooghalen; omhoogheffen; omhooghouden; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omhoogtrekken; omlijnen; opgooien; opheffen; ophijsen; ophogen; ophouden; opschieten; optillen; opwerpen; rechtop zetten; regelen; renoveren; reppen; snellen; spoeden; tillen; verbeteren; verhelpen; verhogen; verhuizen; verkassen; vernieuwen; vliegen; weerlichten; zich haasten; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan; zich spoeden
levantar el vuelo omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
levantarse bovenkomen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; omhoogrijzen; opdoemen; opdwarrelen; oprijzen; overeind komen; rijzen; verrijzen
levantarse de un salto omhoogkomen; opstijgen; opvliegen opspringen; springen
llegar arriba bovenkomen; omhoogkomen
ponerse de pie gaan staan; omhoogkomen; opstaan; verheffen gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
subir bovenkomen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; binnenrijden; de hoogte ingaan; eindje meerijden; erop vooruit gaan; gedijen; groeien; groter worden; heffen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; inrijden; lichten; naar boven gaan; naar boven rijden; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogleiden; omhooglopen; omhoogrijden; omhoogschroeven; omhoogstappen; omhoogstijgen; omhoogvoeren; ontspinnen; opgaan; opheffen; ophijsen; ophogen; oprijden; oprijzen; opstijgen; optillen; opwaarts rijden; opzetten; rijzen; stijgen; tillen; toenemen; verhogen; vermeerderen; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken
surgir bovenkomen; omhoogkomen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; boven water komen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; in de lucht omhoogstijgen; in het hoofd opkomen; invallen; naar binnen vallen; omhooggaan; ontstaan; opdiepen; opdoemen; opduiken; opkomen voor; oprijzen; opstijgen; opwellen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; van de bodem ophalen; vermeerderen; verrijzen; voortkomen; weer verschijnen
tirar hacia arriba omhoogkomen; opstijgen; opvliegen zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
tomar velocidad omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
volarse omhoogkomen; opstijgen; opvliegen afvliegen; opstijgen; uitvliegen; verwaaien; wegstuiven; wegvliegen; wegwaaien
OtherRelated TranslationsOther Translations
aumento sprong; stijging