Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. paren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for paren from Dutch to Spanish

paren:

paren verbe (paar, paart, paarde, paarden, gepaard)

  1. paren (sexuele gemeenschap hebben; neuken; vrijen)
  2. paren (koppelen; verbinden)
    conectar; unir; juntar

Conjugations for paren:

o.t.t.
  1. paar
  2. paart
  3. paart
  4. paren
  5. paren
  6. paren
o.v.t.
  1. paarde
  2. paarde
  3. paarde
  4. paarden
  5. paarden
  6. paarden
v.t.t.
  1. heb gepaard
  2. hebt gepaard
  3. heeft gepaard
  4. hebben gepaard
  5. hebben gepaard
  6. hebben gepaard
v.v.t.
  1. had gepaard
  2. had gepaard
  3. had gepaard
  4. hadden gepaard
  5. hadden gepaard
  6. hadden gepaard
o.t.t.t.
  1. zal paren
  2. zult paren
  3. zal paren
  4. zullen paren
  5. zullen paren
  6. zullen paren
o.v.t.t.
  1. zou paren
  2. zou paren
  3. zou paren
  4. zouden paren
  5. zouden paren
  6. zouden paren
en verder
  1. ben gepaard
  2. bent gepaard
  3. is gepaard
  4. zijn gepaard
  5. zijn gepaard
  6. zijn gepaard
diversen
  1. paar!
  2. paart!
  3. gepaard
  4. parend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for paren:

NounRelated TranslationsOther Translations
conectar inschakeling; koppelen; koppeling
contacto sexual geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
juntar aanvoegen; bijeen voegen; bijeenbrenging; muren voegen; samendoen; verbinden; verzameling; voegen
unir koppelen; koppeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
conectar koppelen; paren; verbinden aandoen; aanmaken; aansluiten; aanzetten; deelnemen; doorverbinden; inschakelen; starten; verbinding maken
contacto sexual neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen
juntar koppelen; paren; verbinden bakstenen voegen; bij elkaar brengen; bijeen zetten; bijeenbrengen; bijeenkrijgen; bijeenzamelen; concentreren; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenbrengen; samendoen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen; voegen
unir koppelen; paren; verbinden bij elkaar houden; bijeen voegen; bijeenhouden; bundelen; combineren; doorverbinden; onderling verbinden; panorama maken; samenvoegen; van verband voorzien; verbinden

Wiktionary Translations for paren:


Cross Translation:
FromToVia
paren cubrir cover — copulate
paren emparejar pair — to group into sets of two
paren aparear; acolpar; aparearse; acoplarse paaren — (reflexiv) den Geschlechtsakt ausüben, kopulieren (bei Tieren, bei Menschen: umgangssprachlich, abwertend)
paren emparejar apparierassortir par paires, par couples, joindre des choses qui se convenir, qui sont faire pour aller ensemble.