Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. remmen:
  2. rem:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for remmen from Dutch to Spanish

remmen:

remmen verbe (rem, remt, remde, remden, geremd)

  1. remmen (afremmen; stoppen)
    frenar
  2. remmen (stopzetten; ophouden; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen)
  3. remmen (afremmen)

Conjugations for remmen:

o.t.t.
  1. rem
  2. remt
  3. remt
  4. remmen
  5. remmen
  6. remmen
o.v.t.
  1. remde
  2. remde
  3. remde
  4. remden
  5. remden
  6. remden
v.t.t.
  1. heb geremd
  2. hebt geremd
  3. heeft geremd
  4. hebben geremd
  5. hebben geremd
  6. hebben geremd
v.v.t.
  1. had geremd
  2. had geremd
  3. had geremd
  4. hadden geremd
  5. hadden geremd
  6. hadden geremd
o.t.t.t.
  1. zal remmen
  2. zult remmen
  3. zal remmen
  4. zullen remmen
  5. zullen remmen
  6. zullen remmen
o.v.t.t.
  1. zou remmen
  2. zou remmen
  3. zou remmen
  4. zouden remmen
  5. zouden remmen
  6. zouden remmen
en verder
  1. ben geremd
  2. bent geremd
  3. is geremd
  4. zijn geremd
  5. zijn geremd
  6. zijn geremd
diversen
  1. rem!
  2. remt!
  3. geremd
  4. remmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for remmen:

NounRelated TranslationsOther Translations
detener arresteren; grijpen
parar verblijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
cesar halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aftreden; heengaan; hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden; terugtrekken; uittreden; verlaten; vertrekken
detener halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aanhouden; afhouden; arresteren; beletten; betrappen; detineren; ervanaf houden; gevangen zetten; gevangenhouden; gevangennemen; hooghouden; in de cel zetten; in de hoogte houden; in hechtenis houden; inrekenen; interneren; isoleren; omhooghouden; ophouden; oppakken; opsluiten; parkeerstand inschakelen; snappen; stoppen; vasthouden; vastzetten; weerhouden
frenar afremmen; remmen; stoppen
parar halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afhaken; afkijken; afsluiten; afvallen; afwenden; afwentelen; afweren; afzeggen; afzetten; afzien van; beëindigen; doen stoppen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ergens zijn; ermee uitscheiden; eruitstappen; opgeven; ophouden; pareren; spieken; staken; stilzetten; stoppen; tegenwerken; tot stilstand brengen; uitscheiden; weghouden; weren; zich ophouden
pararse halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen blijven staan; halt houden; halthouden; inhouden; stil staan; stilhouden; stilstaan; stoppen; tot stilstand komen
poner freno a halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen een halt toeroepen
refrenar afremmen; remmen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; in bedwang houden; intomen; matigen

Related Words for "remmen":


Related Definitions for "remmen":

  1. het ding laten stoppen1
    • je moet remmen voor je de bocht om gaat1

Wiktionary Translations for remmen:

remmen
verb
  1. snelheid doen verminderen

Cross Translation:
FromToVia
remmen freno brake — device used to slow or stop a vehicle
remmen inhibir inhibit — to hinder; to restrain
remmen frenar; enfrenar freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.

remmen form of rem:

rem [de ~] nom

  1. de rem
    el freno; el bloque

Translation Matrix for rem:

NounRelated TranslationsOther Translations
bloque rem blok; carré; complex; huizenblok; speelgoedblok
freno rem remming; vang

Related Words for "rem":


Related Definitions for "rem":

  1. onderdeel om voertuig langzamer te laten lopen1
    • je moet op de rem trappen als je de bocht om gaat1

Wiktionary Translations for rem:

rem
noun
  1. een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt

Cross Translation:
FromToVia
rem freno brake — device used to slow or stop a vehicle
rem freno BremseTechnik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten