Dutch

Detailed Translations for struinen from Dutch to Spanish

struinen:

Conjugations for struinen:

o.t.t.
  1. struin
  2. struint
  3. struint
  4. struinen
  5. struinen
  6. struinen
o.v.t.
  1. struinde
  2. struinde
  3. struinde
  4. struinden
  5. struinden
  6. struinden
v.t.t.
  1. heb gestruind
  2. hebt gestruind
  3. heeft gestruind
  4. hebben gestruind
  5. hebben gestruind
  6. hebben gestruind
v.v.t.
  1. had gestruind
  2. had gestruind
  3. had gestruind
  4. hadden gestruind
  5. hadden gestruind
  6. hadden gestruind
o.t.t.t.
  1. zal struinen
  2. zult struinen
  3. zal struinen
  4. zullen struinen
  5. zullen struinen
  6. zullen struinen
o.v.t.t.
  1. zou struinen
  2. zou struinen
  3. zou struinen
  4. zouden struinen
  5. zouden struinen
  6. zouden struinen
en verder
  1. ben gestruind
  2. bent gestruind
  3. is gestruind
  4. zijn gestruind
  5. zijn gestruind
  6. zijn gestruind
diversen
  1. struin!
  2. struint!
  3. gestruind
  4. struinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for struinen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
curiosear om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen naspeuring doen; neuzen; rechercheren; snuffelen; snuffelen aan; speuren
fisgar om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen snuffelen aan
husmear om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen besniffelen; besnuffelen; knorren; ronken; sniffelen; snorren; snuffelen aan; snuffen; zagen
mirar a su alrededor om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
recorrer con la mirada om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
vagabundear om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aan de zwerf zijn; omzwerven; rondlopen; rondwaren; rondzwalken; rondzwerven; zwalken; zwerven
vagabundear sin rumbo om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen zwalken
vagar om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aan de zwerf zijn; dwalen; flaneren; omzwerven; ronddolen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; zwalken; zwerven