Dutch

Detailed Translations for tekeergaan from Dutch to Spanish

tekeergaan:

tekeergaan verbe (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)

  1. tekeergaan (uit de slof schieten; uitvaren; donderen)
  2. tekeergaan (tieren; fulmineren; razen; te keer gaan)
  3. tekeergaan (razen; woeden)
    rabiar
  4. tekeergaan (razen; tieren; fulmineren)

Conjugations for tekeergaan:

o.t.t.
  1. ga tekeer
  2. gaat tekeer
  3. gaat tekeer
  4. gaan tekeer
  5. gaan tekeer
  6. gaan tekeer
o.v.t.
  1. ging tekeer
  2. ging tekeer
  3. ging tekeer
  4. gingen tekeer
  5. gingen tekeer
  6. gingen tekeer
v.t.t.
  1. ben tekeergegaan
  2. bent tekeergegaan
  3. is tekeergegaan
  4. zijn tekeergegaan
  5. zijn tekeergegaan
  6. zijn tekeergegaan
v.v.t.
  1. was tekeergegaan
  2. was tekeergegaan
  3. was tekeergegaan
  4. waren tekeergegaan
  5. waren tekeergegaan
  6. waren tekeergegaan
o.t.t.t.
  1. zal tekeergaan
  2. zult tekeergaan
  3. zal tekeergaan
  4. zullen tekeergaan
  5. zullen tekeergaan
  6. zullen tekeergaan
o.v.t.t.
  1. zou tekeergaan
  2. zou tekeergaan
  3. zou tekeergaan
  4. zouden tekeergaan
  5. zouden tekeergaan
  6. zouden tekeergaan
diversen
  1. ga tekeer!
  2. gat tekeer!
  3. tekeergegaan
  4. tekeergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tekeergaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
desatarse contra afsnauwen; uitvallen tegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
agredir de palabra fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; schreeuwen; vloeken
bramar fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; gillen; huilen; janken; joelen; krijsen; schreeuwen; uitjouwen; vloeken
desatarse contra donderen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren foeteren; uitvaren tegen; vloeken
despotricar fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; ketteren; schreeuwen; vloeken
despotricar contra fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; schreeuwen; vloeken
lanzar blasfemias fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren beledigen; blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; ketteren; schelden; schreeuwen; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren tegen; vloeken
rabiar fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; woeden foeteren; jachten; ketteren; kwaad zijn; opdrijven; ophitsen; opjagen; schuimbekken; uitvaren tegen; voortjagen; woedend zijn
soltar palabrotas fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; ketteren; schreeuwen; vloeken
vociferar fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; gillen; huilen; janken; jubelen; juichen; ketteren; krijsen; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; tetteren; uitvaren tegen; vloeken