Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. toonzetten:


Dutch

Detailed Translations for toonzetten from Dutch to Spanish

toonzetten:

toonzetten verbe (zet toon, zette toon, zetten toon, toongezet)

  1. toonzetten

Conjugations for toonzetten:

o.t.t.
  1. zet toon
  2. zet toon
  3. zet toon
  4. zetten toon
  5. zetten toon
  6. zetten toon
o.v.t.
  1. zette toon
  2. zette toon
  3. zette toon
  4. zetten toon
  5. zetten toon
  6. zetten toon
v.t.t.
  1. heb toongezet
  2. hebt toongezet
  3. heeft toongezet
  4. hebben toongezet
  5. hebben toongezet
  6. hebben toongezet
v.v.t.
  1. had toongezet
  2. had toongezet
  3. had toongezet
  4. hadden toongezet
  5. hadden toongezet
  6. hadden toongezet
o.t.t.t.
  1. zal toonzetten
  2. zult toonzetten
  3. zal toonzetten
  4. zullen toonzetten
  5. zullen toonzetten
  6. zullen toonzetten
o.v.t.t.
  1. zou toonzetten
  2. zou toonzetten
  3. zou toonzetten
  4. zouden toonzetten
  5. zouden toonzetten
  6. zouden toonzetten
en verder
  1. ben toongezet
  2. bent toongezet
  3. is toongezet
  4. zijn toongezet
  5. zijn toongezet
  6. zijn toongezet
diversen
  1. zet toon!
  2. zett toon!
  3. toongezet
  4. toonzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toonzetten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
componer toonzetten aandoen; berokkenen; componeren; in het leven roepen; maken; muziek componeren; neerleggen; onderuit halen; op muziek zetten; plaatsen; posten; posteren; scheppen; stationeren; tot stand brengen; veroorzaken; voor elkaar krijgen