Dutch

Detailed Translations for uitwijken from Dutch to Spanish

uitwijken:


Translation Matrix for uitwijken:

NounRelated TranslationsOther Translations
apartarse afkeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
apartarse opzij gaan; uitwijken; zwenken afkeren; afwenden; afwijken; opzijgaan; uitwijken voor iets; verschillen; zich omdraaien
buscar refugio schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen
desviarse uit de weg gaan; uit een land wijken; uitwijken afdrijven; afdwalen; uitweiden; uitwijken voor iets; verlijeren; wraken
escapar ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten achterhouden; achteroverdrukken; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; floepen; gappen; glippen; in ontvangst nemen; inpikken; jatten; krijgen; loskomen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontschieten; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvallen; ontvangen; ontvluchten; ontvreemden; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; opstrijken; per ongeluk zeggen; pikken; stelen; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; verdonkeremanen; verduisteren; vermijden; verspreken; vervreemden; vluchten; vrijkomen; wegfutselen; wegglippen; wegkapen; wegkomen; weglopen; wegpikken; wegrennen; zich bevrijden; zich vrijmaken
esconderse schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen verschuilen; verstoppen
estar oblicuo uit de weg gaan; uitwijken
evadir ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten loskomen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
hacerse a un lado opzij gaan; uit de weg gaan; uitwijken; zwenken uitwijken voor iets
huir de un pais uit een land wijken; uitwijken
ponerse a cubierto schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen bescherming zoeken; verschuilen; verstoppen
refugiarse schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen bescherming zoeken; heenkomen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken

Wiktionary Translations for uitwijken:


Cross Translation:
FromToVia
uitwijken emigrar emigrieren — (intransitiv) sein Heimatland auf Dauer verlassen, um sich in einem anderen Land niederlassen, mit dem Ziel,

Related Translations for uitwijken