Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. voortstuwen:


Dutch

Detailed Translations for voortstuwen from Dutch to Spanish

voortstuwen:

voortstuwen verbe (stuw voort, stuwt voort, stuwde voort, stuwden voort, voortgestuwd)

  1. voortstuwen (stuwen; opstuwen)
  2. voortstuwen (vooruitduwen; stuwen)

Conjugations for voortstuwen:

o.t.t.
  1. stuw voort
  2. stuwt voort
  3. stuwt voort
  4. stuwen voort
  5. stuwen voort
  6. stuwen voort
o.v.t.
  1. stuwde voort
  2. stuwde voort
  3. stuwde voort
  4. stuwden voort
  5. stuwden voort
  6. stuwden voort
v.t.t.
  1. heb voortgestuwd
  2. hebt voortgestuwd
  3. heeft voortgestuwd
  4. hebben voortgestuwd
  5. hebben voortgestuwd
  6. hebben voortgestuwd
v.v.t.
  1. had voortgestuwd
  2. had voortgestuwd
  3. had voortgestuwd
  4. hadden voortgestuwd
  5. hadden voortgestuwd
  6. hadden voortgestuwd
o.t.t.t.
  1. zal voortstuwen
  2. zult voortstuwen
  3. zal voortstuwen
  4. zullen voortstuwen
  5. zullen voortstuwen
  6. zullen voortstuwen
o.v.t.t.
  1. zou voortstuwen
  2. zou voortstuwen
  3. zou voortstuwen
  4. zouden voortstuwen
  5. zouden voortstuwen
  6. zouden voortstuwen
diversen
  1. stuw voort!
  2. stuwt voort!
  3. voortgestuwd
  4. voortstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voortstuwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
estibar verstouwing
impulsar aandrijven; aanjagen; voortstuwen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
propulsar aandrijven; aanjagen; voortstuwen
VerbRelated TranslationsOther Translations
estibar opstuwen; stuwen; voortstuwen duwen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; stouwen; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen
impulsar stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aandrijven; aanslingeren; aansporen; aanzetten; aanzwengelen; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; sterk prikkelen; stimuleren; voortjagen; vooruitschoppen
propulsar opstuwen; stuwen; voortstuwen; vooruitduwen voortbewegen