Dutch

Detailed Translations for wegzakken from Dutch to Spanish

wegzakken:

wegzakken verbe (zak weg, zakt weg, zakte weg, zakten weg, weggezakt)

  1. wegzakken (indommelen; indutten; insluimeren)
  2. wegzakken (zakken in)

Conjugations for wegzakken:

o.t.t.
  1. zak weg
  2. zakt weg
  3. zakt weg
  4. zakken weg
  5. zakken weg
  6. zakken weg
o.v.t.
  1. zakte weg
  2. zakte weg
  3. zakte weg
  4. zakten weg
  5. zakten weg
  6. zakten weg
v.t.t.
  1. ben weggezakt
  2. bent weggezakt
  3. is weggezakt
  4. zijn weggezakt
  5. zijn weggezakt
  6. zijn weggezakt
v.v.t.
  1. was weggezakt
  2. was weggezakt
  3. was weggezakt
  4. waren weggezakt
  5. waren weggezakt
  6. waren weggezakt
o.t.t.t.
  1. zal wegzakken
  2. zult wegzakken
  3. zal wegzakken
  4. zullen wegzakken
  5. zullen wegzakken
  6. zullen wegzakken
o.v.t.t.
  1. zou wegzakken
  2. zou wegzakken
  3. zou wegzakken
  4. zouden wegzakken
  5. zouden wegzakken
  6. zouden wegzakken
diversen
  1. zak weg!
  2. zakt weg!
  3. weggezakt
  4. wegzakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wegzakken [znw.] nom

  1. wegzakken
    el hundirse; el amodorrarse

Translation Matrix for wegzakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
amodorrarse wegzakken
hundirse wegzakken inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
irse a pique inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
naufragar aandrijven; aanspoelen; schipbreuk lijden; stranden
VerbRelated TranslationsOther Translations
abombarse wegzakken; zakken in gaan hangen; uitbuiken; uitzakken
adormecerse indommelen; indutten; insluimeren; wegzakken doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden
amodorrarse luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven
bajar los precios wegzakken; zakken in in elkaar zakken; ineenstorten; instorten; invallen; inzakken; inzinken; sterk afnemen; teruglopen; vallen
combarse wegzakken; zakken in krombuigen; kromtrekken
dar cabezadas indommelen; indutten; insluimeren; wegzakken
decolgarse wegzakken; zakken in
hundirse wegzakken; zakken in afknappen; afkoelen; bekoelen; doorbuigen; doorleven; doorstaan; doorzakken; er vanaf breken; gaan hangen; ineenzakken; ineenzijgen; inzakken; kelderen; koel worden; luwen; naar de vijand overlopen; omlaagstorten; sterk afnemen; teruglopen; tot bedaren komen; uitwoeden; uitzakken; vallen; verdragen; verduren; verflauwen; vergaan; verkommeren; verteren; vervallen; verzakken; wegsterven; zakken; zich storten
irse a pique wegzakken; zakken in afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken
naufragar wegzakken; zakken in