Dutch

Detailed Translations for annonceren from Dutch to French

annonceren:

annonceren [znw.] nom

  1. annonceren (advertentie; adverteren; aankondiging; annonce; annoncering)

annonceren verbe (annonceer, annonceert, annonceerde, annonceerden, geannonceerd)

  1. annonceren (aankondigen)
    annoncer; faire part de
    • annoncer verbe (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
  2. annonceren (per advertentie aankondigen; adverteren)
    faire de la publicité; annoncer; placer une annonce
    • annoncer verbe (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
  3. annonceren (een advertentie plaatsen)

Conjugations for annonceren:

o.t.t.
  1. annonceer
  2. annonceert
  3. annonceert
  4. annonceren
  5. annonceren
  6. annonceren
o.v.t.
  1. annonceerde
  2. annonceerde
  3. annonceerde
  4. annonceerden
  5. annonceerden
  6. annonceerden
v.t.t.
  1. heb geannonceerd
  2. hebt geannonceerd
  3. heeft geannonceerd
  4. hebben geannonceerd
  5. hebben geannonceerd
  6. hebben geannonceerd
v.v.t.
  1. had geannonceerd
  2. had geannonceerd
  3. had geannonceerd
  4. hadden geannonceerd
  5. hadden geannonceerd
  6. hadden geannonceerd
o.t.t.t.
  1. zal annonceren
  2. zult annonceren
  3. zal annonceren
  4. zullen annonceren
  5. zullen annonceren
  6. zullen annonceren
o.v.t.t.
  1. zou annonceren
  2. zou annonceren
  3. zou annonceren
  4. zouden annonceren
  5. zouden annonceren
  6. zouden annonceren
diversen
  1. annonceer!
  2. annonceert!
  3. geannonceerd
  4. annoncerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for annonceren:

NounRelated TranslationsOther Translations
annonce aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering aangifte; aankondigen; aankondiging; aanzeggen; afkondiging; bekendmaken; bekendmaking; bericht; bevestiging; bewering; boodschap; commercial; declaratie; gewag; informeren; journaal; kennisgeven; kennisgeving; konde doen; mededeling; melden; melding; nieuws; openbaarmaking; openbare publicatie; opgave; opheldering; proclamatie; publicatie; publikatie; reclame; reclameadvertentie; relaas; statement; tijding; toelichting; uitgave; uitgifte; uitlegging; uitspraak; verklaring; verkondiging; vermelding; verwittiging
annonce publicitaire aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering
VerbRelated TranslationsOther Translations
annoncer aankondigen; adverteren; annonceren; per advertentie aankondigen aandienen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; berichten; decreteren; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; inlichten; meedelen; melden; mening kenbaar maken; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; op de hoogte brengen; openbaar maken; openbaren; oplezen; ordonneren; per advertentie aanbieden; publiceren; rapporteren; tippen; uitbazuinen; uitbrengen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verordenen; verordineren; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
faire de la publicité adverteren; annonceren; per advertentie aankondigen propaganda maken; reclame maken
faire part de aankondigen; annonceren
insérer une annonce annonceren; een advertentie plaatsen
mettre une annonce annonceren; een advertentie plaatsen
passer une annonce annonceren; een advertentie plaatsen
placer une annonce adverteren; annonceren; per advertentie aankondigen adverteren; per advertentie aanbieden
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
annonce aankondiging; advertentie