Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. begroten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for begroten from Dutch to French

begroten:

begroten verbe (begroot, begrootte, begrootten, begroot)

  1. begroten (berekenen)
    calculer; chiffrer; estimer; évaluer; évaluer à
    • calculer verbe (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • chiffrer verbe (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )
    • estimer verbe (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • évaluer verbe (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • évaluer à verbe
  2. begroten (ramen; schatten)
    estimer; évaluer; taxer
    • estimer verbe (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • évaluer verbe (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • taxer verbe (taxe, taxes, taxons, taxez, )

Conjugations for begroten:

o.t.t.
  1. begroot
  2. begroot
  3. begroot
  4. begroten
  5. begroten
  6. begroten
o.v.t.
  1. begrootte
  2. begrootte
  3. begrootte
  4. begrootten
  5. begrootten
  6. begrootten
v.t.t.
  1. heb begroot
  2. hebt begroot
  3. heeft begroot
  4. hebben begroot
  5. hebben begroot
  6. hebben begroot
v.v.t.
  1. had begroot
  2. had begroot
  3. had begroot
  4. hadden begroot
  5. hadden begroot
  6. hadden begroot
o.t.t.t.
  1. zal begroten
  2. zult begroten
  3. zal begroten
  4. zullen begroten
  5. zullen begroten
  6. zullen begroten
o.v.t.t.
  1. zou begroten
  2. zou begroten
  3. zou begroten
  4. zouden begroten
  5. zouden begroten
  6. zouden begroten
diversen
  1. begroot!
  2. begroot!
  3. begroot
  4. begrotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for begroten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calculer begroten; berekenen becijferen; berekenen; calculeren; erbij rekenen; meerekenen; meetellen; preciseren; ramen; rekenen; schatten; uitrekenen; uitwerken
chiffrer begroten; berekenen becijferen; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken; versleutelen
estimer begroten; berekenen; ramen; schatten aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; becijferen; bepalen; beraden; beramen; berekenen; calculeren; consideren; determineren; eerbiedigen; geloven; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; inschatten; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; ramen; respecteren; schatten; sparen; suggereren; taxeren; uitrekenen; uitwerken; vaststellen; verschonen; waarderen
taxer begroten; ramen; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; beraden; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren; taxeren
évaluer begroten; berekenen; ramen; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; beraden; beramen; berekenen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren
évaluer à begroten; berekenen

Wiktionary Translations for begroten:

begroten
verb
  1. Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
  2. priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur.
  3. (vieilli) régler, fixer le prix des denrées, des marchandises, de quelque autre chose que ce soit.
  4. estimer une chose quant à son prix, à sa valeur, à sa quantité, à sa durée.

Cross Translation:
FromToVia
begroten évaluer; expertiser evaluieren — etwas hinsichtlich seiner Funktionstüchtigkeit oder seines Wertes einschätzen
begroten estimer veranschlagen — den Wert einer Größe im Voraus abschätzen