Dutch

Detailed Translations for afkeuren from Dutch to French

afkeuren:

afkeuren verbe (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)

  1. afkeuren (verwerpen; afwijzen; afstemmen)
    désapprouver; condamner; repousser
    • désapprouver verbe (désapprouve, désapprouves, désapprouvons, désapprouvez, )
    • condamner verbe (condamne, condamnes, condamnons, condamnez, )
    • repousser verbe (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
  2. afkeuren (veroordelen)
    condamner; désapprouver; refuser; critiquer; désavouer; déclarer impropre; blâmer; réprouver
    • condamner verbe (condamne, condamnes, condamnons, condamnez, )
    • désapprouver verbe (désapprouve, désapprouves, désapprouvons, désapprouvez, )
    • refuser verbe (refuse, refuses, refusons, refusez, )
    • critiquer verbe (critique, critiques, critiquons, critiquez, )
    • désavouer verbe (désavoue, désavoues, désavouons, désavouez, )
    • blâmer verbe (blâme, blâmes, blâmons, blâmez, )
    • réprouver verbe (réprouve, réprouves, réprouvons, réprouvez, )
  3. afkeuren (ongeschikt verklaren)
    réprouver
    • réprouver verbe (réprouve, réprouves, réprouvons, réprouvez, )

Conjugations for afkeuren:

o.t.t.
  1. keur af
  2. keurt af
  3. keurt af
  4. keuren af
  5. keuren af
  6. keuren af
o.v.t.
  1. keurde af
  2. keurde af
  3. keurde af
  4. keurden af
  5. keurden af
  6. keurden af
v.t.t.
  1. heb afgekeurd
  2. hebt afgekeurd
  3. heeft afgekeurd
  4. hebben afgekeurd
  5. hebben afgekeurd
  6. hebben afgekeurd
v.v.t.
  1. had afgekeurd
  2. had afgekeurd
  3. had afgekeurd
  4. hadden afgekeurd
  5. hadden afgekeurd
  6. hadden afgekeurd
o.t.t.t.
  1. zal afkeuren
  2. zult afkeuren
  3. zal afkeuren
  4. zullen afkeuren
  5. zullen afkeuren
  6. zullen afkeuren
o.v.t.t.
  1. zou afkeuren
  2. zou afkeuren
  3. zou afkeuren
  4. zouden afkeuren
  5. zouden afkeuren
  6. zouden afkeuren
diversen
  1. keur af!
  2. keurt af!
  3. afgekeurd
  4. afkeurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afkeuren [znw.] nom

  1. afkeuren
    la réprobation

Translation Matrix for afkeuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
réprobation afkeuren berisping; blaam; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
VerbRelated TranslationsOther Translations
blâmer afkeuren; veroordelen aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
condamner afkeuren; afstemmen; afwijzen; veroordelen; verwerpen aanrekenen; aanwrijven; berechten; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verdoemen; veroordelen; veroordelen tot de hel; vervolgen; verwijten; vonnissen; voor de voeten gooien; voorhouden
critiquer afkeuren; veroordelen aanmerken; aanmerking maken; aanrekenen; aanwrijven; afkraken; beoordelen; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; goed- of afkeuren; hekelen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; katten; kraken; kritiseren; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; vitten; voor de voeten gooien; voorhouden
déclarer impropre afkeuren; veroordelen
désapprouver afkeuren; afstemmen; afwijzen; veroordelen; verwerpen
désavouer afkeuren; veroordelen herroepen; logenstraffen; loochenen; terugroepen; verloochenen; verzaken
refuser afkeuren; veroordelen abstineren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; laten passeren; onthouden; terzijde schuiven; verbieden; versmaden; wegsturen; weigeren
repousser afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen abstineren; afduwen; afhouden; afketsen; afnemen; afschepen; afschrikken; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; bedanken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren
réprouver afkeuren; ongeschikt verklaren; veroordelen aanrekenen; aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verdoemen; veroordelen; veroordelen tot de hel; vonnissen; voor de voeten gooien

Wiktionary Translations for afkeuren:


Related Translations for afkeuren