Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. fladderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for fladderen from Dutch to French

fladderen:

fladderen verbe (fladder, fladdert, fladderde, fladderden, gefladderd)

  1. fladderen (wapperen)
    flotter au vent; voltiger; voler; venter; voleter; s'envoler; faire du vent
    • voltiger verbe (voltige, voltiges, voltigeons, voltigez, )
    • voler verbe (vole, voles, volons, volez, )
    • venter verbe (vente, ventes, ventons, ventez, )
    • voleter verbe (volette, volettes, voletons, voletez, )
    • s'envoler verbe

Conjugations for fladderen:

o.t.t.
  1. fladder
  2. fladdert
  3. fladdert
  4. fladderen
  5. fladderen
  6. fladderen
o.v.t.
  1. fladderde
  2. fladderde
  3. fladderde
  4. fladderden
  5. fladderden
  6. fladderden
v.t.t.
  1. heb gefladderd
  2. hebt gefladderd
  3. heeft gefladderd
  4. hebben gefladderd
  5. hebben gefladderd
  6. hebben gefladderd
v.v.t.
  1. had gefladderd
  2. had gefladderd
  3. had gefladderd
  4. hadden gefladderd
  5. hadden gefladderd
  6. hadden gefladderd
o.t.t.t.
  1. zal fladderen
  2. zult fladderen
  3. zal fladderen
  4. zullen fladderen
  5. zullen fladderen
  6. zullen fladderen
o.v.t.t.
  1. zou fladderen
  2. zou fladderen
  3. zou fladderen
  4. zouden fladderen
  5. zouden fladderen
  6. zouden fladderen
diversen
  1. fladder!
  2. fladdert!
  3. gefladderd
  4. fladderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fladderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire du vent fladderen; wapperen hard waaien; waaien
flotter au vent fladderen; wapperen
s'envoler fladderen; wapperen afreizen; afspatten; afspringen; afvliegen; groeien; groot worden; omhoogkomen; omvliegen; opgroeien; opstappen; opstijgen; opstuiven; opvliegen; opwaaien; opwaarts vliegen; smeren; uitvliegen; vertrekken; verwaaien; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegstuiven; wegtrekken; wegvliegen; wegwaaien
venter fladderen; wapperen
voler fladderen; wapperen achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; beroven; beroven van; bestelen; depriveren; gappen; hangen; inpikken; jatten; kapen; ladelichten; leegplunderen; leegstelen; navigeren; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; per vliegtuig reizen; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; stuiven; te kort doen; toeëigenen; uitplunderen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; vliegen; vliegtuig besturen; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zweven
voleter fladderen; wapperen
voltiger fladderen; wapperen dwarrelen; koorddansen; naar beneden zweven; opdwarrelen

Wiktionary Translations for fladderen: