Dutch

Detailed Translations for optooien from Dutch to French

optooien:

optooien verbe (tooi op, tooit op, tooide op, tooiden op, opgetooid)

  1. optooien (zich uitdossen; zich uitmonsteren)
    munir; doter; équiper; parer; embellir; orner; décorer; armer; passementer; se mettre en grande toilette
    • munir verbe (munis, munit, munissons, munissez, )
    • doter verbe (dote, dotes, dotons, dotez, )
    • équiper verbe (équipe, équipes, équipons, équipez, )
    • parer verbe (pare, pares, parons, parez, )
    • embellir verbe (embellis, embellit, embellissons, embellissez, )
    • orner verbe (orne, ornes, ornons, ornez, )
    • décorer verbe (décore, décores, décorons, décorez, )
    • armer verbe (arme, armes, armons, armez, )
    • passementer verbe (passemente, passementes, passementons, passementez, )

Conjugations for optooien:

o.t.t.
  1. tooi op
  2. tooit op
  3. tooit op
  4. tooien op
  5. tooien op
  6. tooien op
o.v.t.
  1. tooide op
  2. tooide op
  3. tooide op
  4. tooiden op
  5. tooiden op
  6. tooiden op
v.t.t.
  1. ben opgetooid
  2. bent opgetooid
  3. is opgetooid
  4. zijn opgetooid
  5. zijn opgetooid
  6. zijn opgetooid
v.v.t.
  1. was opgetooid
  2. was opgetooid
  3. was opgetooid
  4. waren opgetooid
  5. waren opgetooid
  6. waren opgetooid
o.t.t.t.
  1. zal optooien
  2. zult optooien
  3. zal optooien
  4. zullen optooien
  5. zullen optooien
  6. zullen optooien
o.v.t.t.
  1. zou optooien
  2. zou optooien
  3. zou optooien
  4. zouden optooien
  5. zouden optooien
  6. zouden optooien
en verder
  1. heb opgetooid
  2. hebt opgetooid
  3. heeft opgetooid
  4. hebben opgetooid
  5. hebben opgetooid
  6. hebben opgetooid
diversen
  1. tooi op!
  2. tooit op!
  3. opgetooid
  4. optooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for optooien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
armer optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren bepantseren; bewapenen; harnassen; wapenen
doter optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
décorer optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren aankleden; bekleden; decoreren; een onderscheidingsteken geven; make-up aanbrengen; onderscheiden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; overtrekken; ridderen; stofferen; tooien; van bekleding voorzien; verfraaien; verluchten; versieren; versieringen aanbrengen; zich mooi maken
embellir optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren aankleden; decoreren; make-up aanbrengen; opluisteren; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; tooien; verfraaien; verluchten; versieren; versieringen aanbrengen; zich mooi maken
munir optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
orner optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren aankleden; decoreren; make-up aanbrengen; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; tooien; verfraaien; verluchten; versieren; versieringen aanbrengen; zich mooi maken
parer optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren afweren; kleden; make-up aanbrengen; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; pareren; tooien; uitmonsteren; verdedigen; verfraaien; verluchten; verweren; weren; zich kleden; zich mooi maken; zich tooien
passementer optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
se mettre en grande toilette optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
équiper optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren beladen; bemannen; bevrachten; laden