Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. perfectioneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for perfectioneren from Dutch to French

perfectioneren:

perfectioneren verbe (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)

  1. perfectioneren (vervolledigen; completeren; voltooien; )
    compléter; finir; perfectionner; rendre complet; achever; supplémenter; parfaire; améliorer
    • compléter verbe (complète, complètes, complétons, complétez, )
    • finir verbe (finis, finit, finissons, finissez, )
    • perfectionner verbe (perfectionne, perfectionnes, perfectionnons, perfectionnez, )
    • achever verbe (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • supplémenter verbe (supplémente, supplémentes, supplémentons, supplémentez, )
    • parfaire verbe (parfais, parfait, parfaisons, parfaites, )
    • améliorer verbe (améliore, améliores, améliorons, améliorez, )
  2. perfectioneren (bijschaven)
    perfectionner; améliorer; parfaire
    • perfectionner verbe (perfectionne, perfectionnes, perfectionnons, perfectionnez, )
    • améliorer verbe (améliore, améliores, améliorons, améliorez, )
    • parfaire verbe (parfais, parfait, parfaisons, parfaites, )

Conjugations for perfectioneren:

o.t.t.
  1. perfectioneer
  2. perfectioneert
  3. perfectioneert
  4. perfectioneren
  5. perfectioneren
  6. perfectioneren
o.v.t.
  1. perfectioneerde
  2. perfectioneerde
  3. perfectioneerde
  4. perfectioneerden
  5. perfectioneerden
  6. perfectioneerden
v.t.t.
  1. heb geperfectioneerd
  2. hebt geperfectioneerd
  3. heeft geperfectioneerd
  4. hebben geperfectioneerd
  5. hebben geperfectioneerd
  6. hebben geperfectioneerd
v.v.t.
  1. had geperfectioneerd
  2. had geperfectioneerd
  3. had geperfectioneerd
  4. hadden geperfectioneerd
  5. hadden geperfectioneerd
  6. hadden geperfectioneerd
o.t.t.t.
  1. zal perfectioneren
  2. zult perfectioneren
  3. zal perfectioneren
  4. zullen perfectioneren
  5. zullen perfectioneren
  6. zullen perfectioneren
o.v.t.t.
  1. zou perfectioneren
  2. zou perfectioneren
  3. zou perfectioneren
  4. zouden perfectioneren
  5. zouden perfectioneren
  6. zouden perfectioneren
en verder
  1. is geperfectioneerd
  2. zijn geperfectioneerd
diversen
  1. perfectioneer!
  2. perfectioneert!
  3. geperfectioneerd
  4. perfectionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for perfectioneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
achever afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien aankomen; afdoen; afkrijgen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afwerken; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; regelen; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; volbrengen; voldoen; voldragen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
améliorer afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afhalen; afnemen; beter worden; beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; meenemen; ophalen; progressie maken; renoveren; repareren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vooruitbrengen; vooruitgang boeken; weghalen; wegnemen
compléter afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien aanvullen; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; laatste gedeelte afmaken; toevoegen; vervolledigen; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltallig maken; voltooien
finir afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afdoen; afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
parfaire afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien
perfectionner afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien afmaken; afslachten; beteren; bijwerken; corrigeren; doden; goedmaken; herstellen; herzien; moorden; om het leven brengen; ombrengen; renoveren; repareren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vermoorden
rendre complet afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien compleet maken; completeren; vervolledigen; volledig maken
supplémenter afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien supplementeren

Related Definitions for "perfectioneren":

  1. beter maken, de fouten eruit halen1
    • deze auto wordt nog geperfectioneerd1

Wiktionary Translations for perfectioneren:


Cross Translation:
FromToVia
perfectioneren optimiser optimize — To make (something) optimal
perfectioneren perfectionner perfect — make perfect