Dutch

Detailed Translations for verdragen from Dutch to French

verdragen:

verdragen verbe (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)

  1. verdragen (doorstaan; doorleven; verteren; verduren)
    soutenir; endurer; souffrir; supporter; tenir le coup; tolérer; dépenser; se consommer; subir; traverser; débourser
    • soutenir verbe (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • endurer verbe (endure, endures, endurons, endurez, )
    • souffrir verbe (souffre, souffres, souffrons, souffrez, )
    • supporter verbe (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • tolérer verbe (tolère, tolères, tolérons, tolérez, )
    • dépenser verbe (dépense, dépenses, dépensons, dépensez, )
    • se consommer verbe
    • subir verbe (subis, subit, subissons, subissez, )
    • traverser verbe (traverse, traverses, traversons, traversez, )
    • débourser verbe (débourse, débourses, déboursons, déboursez, )
  2. verdragen (velen; dulden)
    endurer; tolérer; supporter
    • endurer verbe (endure, endures, endurons, endurez, )
    • tolérer verbe (tolère, tolères, tolérons, tolérez, )
    • supporter verbe (supporte, supportes, supportons, supportez, )
  3. verdragen (uithouden; dragen; volhouden; )
    tenir le coup; tenir; persister; endurer; supporter; persévérer; maintenir; continuer; subir; tenir jusqu'au bout
    • tenir verbe (tiens, tient, tenons, tenez, )
    • persister verbe (persiste, persistes, persistons, persistez, )
    • endurer verbe (endure, endures, endurons, endurez, )
    • supporter verbe (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • persévérer verbe (persévère, persévères, persévérons, persévérez, )
    • maintenir verbe (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, )
    • continuer verbe (continue, continues, continuons, continuez, )
    • subir verbe (subis, subit, subissons, subissez, )

Conjugations for verdragen:

o.t.t.
  1. verdraag
  2. verdraagt
  3. verdraagt
  4. verdragen
  5. verdragen
  6. verdragen
o.v.t.
  1. verdroeg
  2. verdroeg
  3. verdroeg
  4. verdroegen
  5. verdroegen
  6. verdroegen
v.t.t.
  1. heb verdragen
  2. hebt verdragen
  3. heeft verdragen
  4. hebben verdragen
  5. hebben verdragen
  6. hebben verdragen
v.v.t.
  1. had verdragen
  2. had verdragen
  3. had verdragen
  4. hadden verdragen
  5. hadden verdragen
  6. hadden verdragen
o.t.t.t.
  1. zal verdragen
  2. zult verdragen
  3. zal verdragen
  4. zullen verdragen
  5. zullen verdragen
  6. zullen verdragen
o.v.t.t.
  1. zou verdragen
  2. zou verdragen
  3. zou verdragen
  4. zouden verdragen
  5. zouden verdragen
  6. zouden verdragen
diversen
  1. verdraag!
  2. verdraagt!
  3. verdragen
  4. verdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verdragen:

NounRelated TranslationsOther Translations
soutenir aanhangen
supporter aanhanger; fan; supporter; voorstander
VerbRelated TranslationsOther Translations
continuer doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; avanceren; continueren; daarnaast doen; doorgaan; doorlopen; doorzetten; een stapje verder gaan; prolongeren; standhouden; verder doen; verder lopen; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
débourser doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren
dépenser doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren besteden; doorjagen; erdoor jagen; opmaken; spenderen; uitgeven; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren
endurer doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden aanhouden; doorgaan; doormaken; doorzetten; lijden; standhouden; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
maintenir doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden beethouden; behoeden; behouden; beschermen; bestendigen; bewaren; conserveren; handhaven; hooghouden; in bescherming nemen; in de hoogte houden; instandhouden; niet terugnemen; omhooghouden; ophouden; stand houden
persister doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorzetten; standhouden; verder lopen; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
persévérer doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doordouwen; doorduwen; doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
se consommer doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren opraken
souffrir doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren doormaken; dulden; gedogen; lijden; ontgelden; tolereren
soutenir doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren bemoedigen; beweren; bijvallen; coöpereren; dragen; hooghouden; in de hoogte houden; instemmen; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; opbeuren; ophouden; pretenderen; rugsteunen; schoren; schragen; stellen; steunen; stutten; troosten; van mening zijn; verklaren; vertroosten; voorgeven; voorstaan
subir doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden beleven; doormaken; ervaren; gewaarworden; lijden; ondervinden; voelen
supporter doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorzetten; dulden; gedogen; lijden; standhouden; tolereren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden beet hebben; beethouden; beschikken over; bezitten; gevangen zetten; hebben; in de cel zetten; in eigendom hebben; interneren; isoleren; niet laten gaan; opsluiten; vasthebben; vasthouden; vastzetten
tenir jusqu'au bout doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir le coup doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; zich staande houden
tolérer doorleven; doorstaan; dulden; velen; verdragen; verduren; verteren autoriseren; dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; horen; inwilligen; laten; permitteren; te horen krijgen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; vernemen
traverser doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren doorheen reizen; doorkomen; doormaken; doorreizen; doorvaren; doorvliegen; dwars oversteken; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; zwerven

Wiktionary Translations for verdragen:

verdragen
Cross Translation:
FromToVia
verdragen supporter; tolérer abide — to tolerate
verdragen tolérer; supporter bear — put up with
verdragen tolérer; supporter tolerate — to allow without interference

Related Translations for verdragen