Dutch

Detailed Synonyms for klaarmaken in Dutch

klaarmaken:

klaarmaken verbe (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)

  1. klaarmaken
    bereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen; iets toebereiden
    • bereiden verbe (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
    • klaarmaken verbe (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • prepareren verbe (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
    • brouwen verbe (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)
  2. klaarmaken
    completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen
    • completeren verbe (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • voltooien verbe (voltooi, voltooit, voltooide, voltooiden, voltooid)
    • afronden verbe (rond af, rondt af, rondde af, rondden af, afgerond)
    • afmaken verbe (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • beëindigen verbe (beëindig, beëindigt, beëindigde, beëindigden, beëindigd)
    • afwerken verbe (werk af, werkt af, werkte af, werkten af, afgewerkt)
    • klaarmaken verbe (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • volbrengen verbe (volbreng, volbrengt, volbracht, volbrachten, volbracht)
    • volmaken verbe (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)
    • een einde maken aan verbe (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
    • afkrijgen verbe (krijg af, krijgt af, kreeg af, kregen af, afgekregen)
    • klaarkrijgen verbe (krijg klaar, krijgt klaar, kreeg klaar, kregen klaar, klaargekregen)
  3. klaarmaken
    bereiden; klaarmaken; gereed maken; toebereiden; brouwen
    • bereiden verbe (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
    • klaarmaken verbe (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • gereed maken verbe (maak gereed, maakt gereed, maakte gereed, maakten gereed, gereed gemaakt)
    • toebereiden verbe (bereid toe, bereidt toe, bereidde toe, bereidden toe, toebereid)
    • brouwen verbe (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)
  4. klaarmaken
    klaarmaken; voorbereidingen treffen
  5. klaarmaken
    – het zo maken dat het in orde is 1
    klaarmaken
    – het zo maken dat het in orde is 1
    • klaarmaken verbe (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
      • gisteren heb ik dit gerecht al klaargemaakt1

Conjugations for klaarmaken:

o.t.t.
  1. maak klaar
  2. maakt klaar
  3. maakt klaar
  4. maken klaar
  5. maken klaar
  6. maken klaar
o.v.t.
  1. maakte klaar
  2. maakte klaar
  3. maakte klaar
  4. maakten klaar
  5. maakten klaar
  6. maakten klaar
v.t.t.
  1. heb klaargemaakt
  2. hebt klaargemaakt
  3. heeft klaargemaakt
  4. hebben klaargemaakt
  5. hebben klaargemaakt
  6. hebben klaargemaakt
v.v.t.
  1. had klaargemaakt
  2. had klaargemaakt
  3. had klaargemaakt
  4. hadden klaargemaakt
  5. hadden klaargemaakt
  6. hadden klaargemaakt
o.t.t.t.
  1. zal klaarmaken
  2. zult klaarmaken
  3. zal klaarmaken
  4. zullen klaarmaken
  5. zullen klaarmaken
  6. zullen klaarmaken
o.v.t.t.
  1. zou klaarmaken
  2. zou klaarmaken
  3. zou klaarmaken
  4. zouden klaarmaken
  5. zouden klaarmaken
  6. zouden klaarmaken
en verder
  1. ben klaargemaakt
  2. bent klaargemaakt
  3. is klaargemaakt
  4. zijn klaargemaakt
  5. zijn klaargemaakt
  6. zijn klaargemaakt
diversen
  1. maak klaar!
  2. maakt klaar!
  3. klaargemaakt
  4. klaarmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

klaarmaken [znw.] nom

  1. klaarmaken
    bereiden; klaarmaken

Alternate Synonyms for "klaarmaken":


Related Definitions for "klaarmaken":

  1. het zo maken dat het in orde is1
    • gisteren heb ik dit gerecht al klaargemaakt1

Related Synonyms for klaarmaken