Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. ontbreken:


Dutch

Detailed Synonyms for ontbreken in Dutch

ontbreken:

ontbreken verbe (ontbreek, ontbreekt, ontbrak, ontbraken, ontbroken)

  1. ontbreken
    ontbreken; mankeren; verzuimen; afwezig zijn
    • ontbreken verbe (ontbreek, ontbreekt, ontbrak, ontbraken, ontbroken)
    • mankeren verbe (mankeer, mankeert, mankeerde, mankeerden, gemankeerd)
    • verzuimen verbe (verzuim, verzuimt, verzuimde, verzuimden, verzuimd)
    • afwezig zijn verbe (ben afwezig, bent afwezig, is afwezig, was afwezig, waren afwezig, afwezig geweest)
  2. ontbreken
    – er niet zijn, gemist worden 1
    ontbreken
    – er niet zijn, gemist worden 1
    • ontbreken verbe (ontbreek, ontbreekt, ontbrak, ontbraken, ontbroken)
      • er ontbreken drie leerlingen in de klas1
  3. ontbreken
    – het niet (voldoende) hebben 1
    ontbreken
    – het niet (voldoende) hebben 1
    • ontbreken verbe (ontbreek, ontbreekt, ontbrak, ontbraken, ontbroken)
      • het ontbreekt mij aan financiën1

Conjugations for ontbreken:

o.t.t.
  1. ontbreek
  2. ontbreekt
  3. ontbreekt
  4. ontbreken
  5. ontbreken
  6. ontbreken
o.v.t.
  1. ontbrak
  2. ontbrak
  3. ontbrak
  4. ontbraken
  5. ontbraken
  6. ontbraken
v.t.t.
  1. heb ontbroken
  2. hebt ontbroken
  3. heeft ontbroken
  4. hebben ontbroken
  5. hebben ontbroken
  6. hebben ontbroken
v.v.t.
  1. had ontbroken
  2. had ontbroken
  3. had ontbroken
  4. hadden ontbroken
  5. hadden ontbroken
  6. hadden ontbroken
o.t.t.t.
  1. zal ontbreken
  2. zult ontbreken
  3. zal ontbreken
  4. zullen ontbreken
  5. zullen ontbreken
  6. zullen ontbreken
o.v.t.t.
  1. zou ontbreken
  2. zou ontbreken
  3. zou ontbreken
  4. zouden ontbreken
  5. zouden ontbreken
  6. zouden ontbreken
diversen
  1. ontbreek!
  2. ontbreekt!
  3. ontbroken
  4. ontbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Definitions for "ontbreken":

  1. er niet zijn, gemist worden1
    • er ontbreken drie leerlingen in de klas1
  2. het niet (voldoende) hebben1
    • het ontbreekt mij aan financiën1