Dutch

Detailed Synonyms for verdonkeren in Dutch

verdonkeren:

verdonkeren verbe (verdonker, verdonkert, verdonkerde, verdonkerden, verdonkerd)

  1. verdonkeren
    verdonkeren; verduisteren; versomberen
    • verdonkeren verbe (verdonker, verdonkert, verdonkerde, verdonkerden, verdonkerd)
    • verduisteren verbe (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • versomberen verbe (versomber, versombert, versomberde, versomberden, versomberd)
  2. verdonkeren
    stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen
    • stelen verbe (steel, steelt, stal, stalen, gestolen)
    • pikken verbe (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)
    • verdonkeremanen verbe (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
    • ontnemen verbe (ontneem, ontneemt, ontnam, ontnomen, ontnomen)
    • toeëigenen verbe (eigen toe, eigent toe, eigende toe, eigenden toe, toegeeigend)
    • snaaien verbe (snaai, snaait, snaaide, snaaiden, gesnaaid)
    • gappen verbe (gap, gapt, gapte, gapten, gegapt)
    • kapen verbe (kaap, kaapt, kaapte, kaapten, gekaapt)
    • inpikken verbe (pik in, pikt in, pikte in, pikten in, ingepikt)
    • roven verbe (roof, rooft, roofde, roofden, geroofd)
    • ontfutselen verbe (ontfutsel, ontfutselt, ontfutselde, ontfutselden, ontfutseld)
    • jatten verbe (jat, jatte, jatten, gejat)
    • ontvreemden verbe (ontvreemd, ontvreemdt, ontvreemdde, ontvreemdden, ontvreemd)
    • wegpikken verbe (pik weg, pikt weg, pikte weg, pikten weg, weggepikt)
    • wegnemen verbe (neem weg, neemt weg, nam weg, namen weg, weggenomen)
    • plunderen verbe (plunder, plundert, plunderde, plunderden, geplunderd)
    • wegkapen verbe (kaap weg, kaapt weg, kaapte weg, kaapten weg, weggekaapt)
    • benemen verbe (beneem, beneemt, benam, benamen, benomen)
    • achteroverdrukken verbe (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
    • afnemen verbe (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • vervreemden verbe (vervreemd, vervreemdt, vervreemdde, vervreemdden, vervreemd)
    • verduisteren verbe (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verdonkeren verbe (verdonker, verdonkert, verdonkerde, verdonkerden, verdonkerd)
    • wegpakken verbe (pak weg, pakt weg, pakte weg, pakten weg, weggepakt)
    • leegstelen verbe (steel leeg, steelt leeg, stal leeg, stalen leeg, leeggestolen)

Conjugations for verdonkeren:

o.t.t.
  1. verdonker
  2. verdonkert
  3. verdonkert
  4. verdonkeren
  5. verdonkeren
  6. verdonkeren
o.v.t.
  1. verdonkerde
  2. verdonkerde
  3. verdonkerde
  4. verdonkerden
  5. verdonkerden
  6. verdonkerden
v.t.t.
  1. heb verdonkerd
  2. hebt verdonkerd
  3. heeft verdonkerd
  4. hebben verdonkerd
  5. hebben verdonkerd
  6. hebben verdonkerd
v.v.t.
  1. had verdonkerd
  2. had verdonkerd
  3. had verdonkerd
  4. hadden verdonkerd
  5. hadden verdonkerd
  6. hadden verdonkerd
o.t.t.t.
  1. zal verdonkeren
  2. zult verdonkeren
  3. zal verdonkeren
  4. zullen verdonkeren
  5. zullen verdonkeren
  6. zullen verdonkeren
o.v.t.t.
  1. zou verdonkeren
  2. zou verdonkeren
  3. zou verdonkeren
  4. zouden verdonkeren
  5. zouden verdonkeren
  6. zouden verdonkeren
diversen
  1. verdonker!
  2. verdonkert!
  3. verdonkerd
  4. verdonkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze