Summary


Dutch

Detailed Synonyms for zwelgen in Dutch

zwelgen:

zwelgen verbe (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)

  1. zwelgen
    zwelgen
    • zwelgen verbe (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)
  2. zwelgen
    binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
    • binnenkrijgen verbe (krijg binnen, krijgt binnen, kreeg binnen, kregen binnen, binnengekregen)
    • opslokken verbe (slok op, slokt op, slokte op, slokten op, opgeslokt)
    • zwelgen verbe (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)
  3. zwelgen
    vreten; brassen; zwelgen; slempen; schransen
    • vreten verbe (vreet, vrat, vraten, gevreten)
    • brassen verbe (bras, brast, braste, brasten, gebrast)
    • zwelgen verbe (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)
    • slempen verbe (slemp, slempt, slempte, slempten, geslempt)
    • schransen verbe (schrans, schranst, schranste, schransten, geschranst)

Conjugations for zwelgen:

o.t.t.
  1. zwelg
  2. zwelgt
  3. zwelgt
  4. zwelgen
  5. zwelgen
  6. zwelgen
o.v.t.
  1. zwolg
  2. zwolg
  3. zwolg
  4. zwolgen
  5. zwolgen
  6. zwolgen
v.t.t.
  1. heb gezwolgen
  2. hebt gezwolgen
  3. heeft gezwolgen
  4. hebben gezwolgen
  5. hebben gezwolgen
  6. hebben gezwolgen
v.v.t.
  1. had gezwolgen
  2. had gezwolgen
  3. had gezwolgen
  4. hadden gezwolgen
  5. hadden gezwolgen
  6. hadden gezwolgen
o.t.t.t.
  1. zal zwelgen
  2. zult zwelgen
  3. zal zwelgen
  4. zullen zwelgen
  5. zullen zwelgen
  6. zullen zwelgen
o.v.t.t.
  1. zou zwelgen
  2. zou zwelgen
  3. zou zwelgen
  4. zouden zwelgen
  5. zouden zwelgen
  6. zouden zwelgen
diversen
  1. zwelg!
  2. zwelgt!
  3. gezwolgen
  4. zwelgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze