Summary


Dutch

Detailed Translations for dragen from Dutch to Swedish

dragen:

dragen verbe (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)

  1. dragen (aan hebben)
    bära; ha på sig
    • bära verbe (bär, bar, burit)
    • ha på sig verbe (har på sig, hade på sig, haft på sig)
  2. dragen (uithouden; volhouden; verdragen; )
    bära; uthärda; stå ut med
    • bära verbe (bär, bar, burit)
    • uthärda verbe (uthärdar, uthärdade, uthärdat)
    • stå ut med verbe (står ut med, stod ut med, stått ut med)
  3. dragen (stutten; ondersteunen; steunen; schoren; schragen)
    stötta; proppa
    • stötta verbe (stöttar, stöttade, stöttat)
    • proppa verbe (proppar, proppade, proppat)

Conjugations for dragen:

o.t.t.
  1. draag
  2. draagt
  3. draagt
  4. dragen
  5. dragen
  6. dragen
o.v.t.
  1. droeg
  2. droeg
  3. droeg
  4. droegen
  5. droegen
  6. droegen
v.t.t.
  1. heb gedragen
  2. hebt gedragen
  3. heeft gedragen
  4. hebben gedragen
  5. hebben gedragen
  6. hebben gedragen
v.v.t.
  1. had gedragen
  2. had gedragen
  3. had gedragen
  4. hadden gedragen
  5. hadden gedragen
  6. hadden gedragen
o.t.t.t.
  1. zal dragen
  2. zult dragen
  3. zal dragen
  4. zullen dragen
  5. zullen dragen
  6. zullen dragen
o.v.t.t.
  1. zou dragen
  2. zou dragen
  3. zou dragen
  4. zouden dragen
  5. zouden dragen
  6. zouden dragen
en verder
  1. ben gedragen
  2. bent gedragen
  3. is gedragen
  4. zijn gedragen
  5. zijn gedragen
  6. zijn gedragen
diversen
  1. draag!
  2. draagt!
  3. gedragen
  4. dragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dragen:

NounRelated TranslationsOther Translations
stötta schoor; schraag; steunbout
VerbRelated TranslationsOther Translations
bära aan hebben; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden dulden; gebukt gaan onder; iets transporteren; ondersteunen; rugsteunen; sjouwen; steunen; torsen; velen; verdragen; verstouwen; verstuwen; vervoeren; zeulen
ha på sig aan hebben; dragen
proppa dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten ineen duwen; onbeschoft eten; proppen; vreten
stå ut med doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanleunen; aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
stötta dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
uthärda doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doormaken; doorstaan; dulden; velen; verdragen; verduren; verstouwen; verstuwen; verteren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
stötta gestut; ondersteund

Related Definitions for "dragen":

  1. het aan je lichaam hebben1
    • Jan draagt wel eens een jurk1
  2. zo meenemen dat het de grond niet raakt1
    • ik draag die doos wel voor je1

Wiktionary Translations for dragen:


Cross Translation:
FromToVia
dragen bära bear — carry
dragen bära; inneha bear — be equipped with
dragen bära; frambringa bear — produce
dragen bära carry — to transport by lifting
dragen stödja; stötta underpin — To give support to
dragen bära; ha på sig wear — to have on (clothes)
dragen bära tragen — etwas mit den Armen oder auf dem Rücken von einem Ort zu einem anderen Ort transportieren
dragen bära tragen — Kleidung oder Schmuck am Körper haben
dragen stödja appuyerplacer contre quelque chose.
dragen behålla; förvara; konservera maintenirtenir ferme et fixe.

Related Translations for dragen