Summary
German to Dutch: more detail...
- Gehalt:
-
Wiktionary:
- Gehalt → salaris
- Gehalt → salaris, loon, bestek, uitgebreidheid, grootte, omvang, bezoldiging, gage, traktement, verdienste, wedde, coupe, figuur, postuur, statuur, gestalte, lichaamsbouw, maat, mate, afmeting, dimensie
German
Detailed Translations for Gehalt from German to Dutch
Gehalt:
-
Gehalt (Einkommen; Lohn; Besoldung; Verdienst; Monatslohn; Erwerbseinkünfte)
-
Gehalt (Einkommen; Lohn; Besoldung; Verdienst; Monatslohn; Erwerbseinkünfte; Einkünfte)
-
Gehalt (Qualität)
-
Gehalt (Belohnung; Lohn; Honorar; Bezahlung; Verdienst; Entgeld; Gage; Einkommen; Besoldung; Einkünfte)
-
Gehalt (Einkommen)
-
Gehalt (Einkommen)
de salariëring -
Gehalt (Einkünfte; Verdienste; Einkommen; Lohn; Bezüge; Besoldung)
-
Gehalt (Preisliste; Fortschritt; Fahrpreis; Gebühren; Gehälter; Gebühr; Anspruch; Forderung; Antrag; Erhebung; Entgeld; Berechtigung; Einforderung; Hebung; Fortgang)
-
Gehalt (Bezahlung; Lohn; Besoldung; Verdienst; Einkommen; Arbeitslohn)
Translation Matrix for Gehalt:
Synonyms for "Gehalt":
Wiktionary Translations for Gehalt:
Gehalt
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Gehalt | → salaris; loon | ↔ salary — fixed amount of money paid on monthly or annual basis |
• Gehalt | → bestek; uitgebreidheid; grootte; omvang | ↔ ampleur — caractère de ce qui est ample. |
• Gehalt | → salaris; bezoldiging; gage; loon; traktement; verdienste; wedde | ↔ salaire — rémunération pour un travail. |
• Gehalt | → coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang | ↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler. |