Summary
German to Dutch: more detail...
- zugeben:
-
Wiktionary:
- zugeben → bekennen, erkennen, opbiechten, toegeven
- zugeben → toegeven, bekennen, bijdoen, bijmengen, bijvoegen, toevoegen, eraan toevoegen, aanbouwen, aaneenschakelen, bijeenvoegen, ineenzetten, samenstellen, bijeenbinden, samenbinden, verbinden, aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, verenigen, afstellen, passend maken, verstellen, instellen
German
Detailed Translations for zugeben from German to Dutch
zugeben:
-
zugeben (gestehen; zugestehen)
-
zugeben (sich übergeben; zuerkennen; zugestehen)
-
zugeben (nachgeben; erliegen; weichen; unterliegen)
-
zugeben (hinzufügen; zufügen; beifügen; zulegen; beilegen; beimischen; anfügen; beigeben; hinzulegen; beisetzen; hinzumengen; hineintun; hinzumischen)
-
zugeben (erlauben; gewähren; gutheißen; zugestehen; bewilligen; genehmigen; einwilligen; gestatten; entgegenkommen; einsehen; eingestehen; ausstellen; einräumen; gestehen; einweisen; zuweisen; austeilen; einlenken)
Conjugations for zugeben:
Präsens
- gebe zu
- gibst zu
- gibt zu
- geben zu
- gebt zu
- geben zu
Imperfekt
- gab zu
- gabst zu
- gab zu
- gaben zu
- gabt zu
- gaben zu
Perfekt
- habe zugegeben
- hast zugegeben
- hat zugegeben
- haben zugegeben
- habt zugegeben
- haben zugegeben
1. Konjunktiv [1]
- gebe zu
- gebest zu
- gebe zu
- geben zu
- gebet zu
- geben zu
2. Konjunktiv
- gäbe zu
- gäbest zu
- gäbe zu
- gäben zu
- gäbet zu
- gäben zu
Futur 1
- werde zugeben
- wirst zugeben
- wird zugeben
- werden zugeben
- werdet zugeben
- werden zugeben
1. Konjunktiv [2]
- würde zugeben
- würdest zugeben
- würde zugeben
- würden zugeben
- würdet zugeben
- würden zugeben
Diverses
- gib zu!
- gebt zu!
- geben Sie zu!
- zugegeben
- zugebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for zugeben:
Synonyms for "zugeben":
Wiktionary Translations for zugeben:
zugeben
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zugeben | → toegeven; bekennen | ↔ admit — to concede as true |
• zugeben | → bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ adjoindre — À trier |
• zugeben | → eraan toevoegen; aanbouwen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ ajouter — mettre en plus. |
• zugeben | → bekennen | ↔ avouer — confesser et reconnaître qu’une chose être ou n’est pas, en demeurer d’accord. |
• zugeben | → aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |
External Machine Translations: