German

Detailed Translations for Bescheinigung from German to Dutch

Bescheinigung:

Bescheinigung [die ~] nom

  1. die Bescheinigung (Beweisstück; Beweis; Beleg)
    het bewijs; het bewijsstuk
  2. die Bescheinigung (Beweis; Beleg)
    het bewijs; beweringsgrond
  3. die Bescheinigung (Empfangsbestätigung; Beleg; Quittung; Rückschein; Empfangsschein)
    bewijs van ontvangst; het reçu

Translation Matrix for Bescheinigung:

NounRelated TranslationsOther Translations
beweringsgrond Beleg; Bescheinigung; Beweis
bewijs Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Anmerkung; Beweis; Beweisstück; Notiz; Rechtsbeweis; Vermerk; attest
bewijs van ontvangst Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein
bewijsstuk Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Akte; Beweisstück; Diplom; Dokument; Lizenz; Schein; Schriftstück; Vertrag; Zeugnis
reçu Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein

Synonyms for "Bescheinigung":


Wiktionary Translations for Bescheinigung:


External Machine Translations:

Related Translations for Bescheinigung